lande gemaakte bouwwerken, welke
openbaar waren besteed, slecht wer
den uitgevoerd. Als voorbeeld stelde
hij een aantal in de buurt staande
gebouwen, die na twee jaren al scheu
ren in de muren vertoonden. Ook de
schutsluis in Den Helder, moest nu
al vernieuwd worden aldus pastoor.
Openbaar aanbesteden leidde alleen
maar tot bedrog om werk te krijgen en
dat voor te weinig geld toch te maken.
Aangestelde opzichters werden veelal
met steekpenningen omgekocht.
Bovendien zouden de kosten voor een
goede opzichter bij de herbouw van de
boerderij wel 600,- tot/800,- bedra
gen, nog afgezien van de provisies op
hout en stenen, was de mening van de
meerderheid van het parochiebestuur.
Ook de oude behuizing zou beter in
eigen beheer kunnen worden afge
broken, anders miste men daarvan de
bruikbare materialen vond men.
Enkele leden merkten daarbij op, dat
zij dan minder materiaal hoefden aan
te voeren, hetgeen vervoerskosten
bespaarde. Transportkosten zouden
door het ondiepe vaarwater hier
toch al zeer hoog zijn. Men wilde
bovendien een contract aangaande de
bouwtijd van de boerderij, zodat het
hooi en het zaad op tijd konden wor
den geborgen. Zo kwam de boerderij
regelmatig ter sprake, maar voorlopig
kwam er niets van bouwen, zolang
Timmerman nog huurde.
De herbouw neemt eindelijk
vaste vormen aan
Tijdens de 118 de vergadering van
24 september 1859 waren alle leden
aanwezig. Omdat de pachtovereen
komst met Pieter Timmerman ten
einde liep, kwamen de bouwplannen
weer op tafel. Pastoor Heuvels als
voorzitter. Jan Huijberts, Cornelis
Stroomer, Dirk Keet en Cornelis Borst
als kerkmeesters tekenden na afloop
het notulenboek, Eindelijk werden er
spijkers met koppen geslagen.
Alle in vorige jaren genomen voorstel
len over herbouw van de Kerkeplaats
kwamen weer ter sprake.
Nu werd gedacht de boet en de boer
derij af te breken en zo te herbouwen,
dat al het bruikbare materiaal zou
kunnen worden hergebruikt. Deze
keer werd aan timmerman Klaas Blom
verzocht om een begroting en een
tekening te maken. Hem werd voor
gesteld om de oude boet en datgene,
wat aan de boerenplaats gemist kon
worden, eerst af te breken, zodat er
van het bruikbare materiaal eerst een
nieuwe boet gebouwd zou kunnen
worden. Deze moest dan uiterlijk voor
1 mei 1860 klaar zijn, zodat de pachter
daar voorlopig met zijn gezin in kon
wonen.
Het vee ging dan ook de weide in,
waarna meteen de rest van de boerde
rij gesloopt zou kunnen worden.
De nieuw benodigde materialen
zouden door het kerkbestuur zelf
ingekocht worden. De boerderij
moest van behoorlijke afmetingen
worden, zodat in de koestal 20 stuks
vee op de lange regel en 8 op de korte
regel zouden kunnen staan, met een
drinkwatergoot voor de koeien langs.
Verder werd voorgesteld tot het laten
maken van paardenstallen op de dars
en twee vierkanten voor hooiberging,
Achter in de koestal zou een woon-
stal op een beun moeten komen met
één raam (hetzomerstaltje). Verder zou
de boerderij zo geplaatst moeten
worden, dat de oude waterput weer
gebruikt kon worden, maar wel met
nog een regenwaterbak erbij. Het dak
zou gedekt worden met blauwe pan
nen en met riet bestopt. IJzeren goten
rondom zouden moeten zorgen voor
een goede waterafvoer. Er werden
twee woonkamers gepland, ieder met
één raam. Men wilde opgeklampte
deuren en geen paneeldeuren. Dat
was goedkoper. Onder de bedsteden
in de tweede kamer moest een kelder
worden gemaakt of daar, waar het
't beste zou uitkomen.
Aan de hand van deze voorstellen en
plannen werd aan Klaas Blom, de
plaatselijke timmerman opgedragen
om bestek en bouwtekening te maken
en aan metselaar Machiel Gielens een
prijs opgave te doen van de benodigde
metselmaterialen. De totale begroting
van Blom en Gielens beliep 11000,-
Toestemming van de Bisschop
Dat was naar de mening van het
bestuur veel te hoog, zodat er gekeken
werd waar er te bezuinigen viel. Met
houten ramen en goten in plaats van
ijzeren en met houten schotten rond
het vierkant in plaats van stenen
muren kon het bedrag al fors naar
beneden gebracht worden. De besom
ming was nu 7000,-en daar kon
iedereen mee instemmen.
Met deze begroting, gevoegd bij
bestek en tekening werd aan de Bis
schopvan Haarlem om toestemming
gevraagd om de oude boerenplaats
aan de Nes in eigen beheer te mogen
afbreken en te laten herbouwen. Als
reden werd aangevoerd dat deze te
klein en te vervallen was, zodat het
gevaar opleverde voor de bewoners.
In een schrijven genummerd 3390,
antwoordde de Bisschop, dat hij naar
aanleiding van de overlegde tekening,
bestek en begroting had besloten om
de gevraagde machtiging te verlenen,
mits een suppletoire begroting voor
1860 zou worden overlegd. De toe
stemming werd verleend te Sassen-
heim op 4 november 1859 door F.J.van
Vree, Bisschop van Haarlem.
Niets zou herbouw nu nog in de weg
staan en het bestuur belegde meteen
een vergadering in aanwezigheid
van timmerman Blom om een aan
tal details door te nemen. Er werd
besproken dat de boerderij dichter
aan de weg zou komen te staan en er
toch twee stenen muren in de hooi
berg zouden komen met een stenen
koestal muur en een darsschot van
hout. Verder werd besloten dat in de
woonkamers houten betimmeringen
en houten ramen zouden komen.
Langs de voorschoorsteen, tegen de
hooimuur zouden twee kasten en ook
twee bedsteden moeten komen. In
het achterom een tweede schoorsteen
en men wilde een nieuwe waterput
laten graven. Op de koegang had men
14