van het voorzegde huis en landerijen, welke vrij waren van 's lands lasten en droeg de boerderij en het land vrij en onbezwaard over aan de koper. De RK parochie vertegenwoordigd door pastoor Wiggering. De boerderij werd verpacht In het eerste jaar na de aankoop was de boerderij te samen met 51 geers 1 snees en 10 roeden land nog voor 325,-per jaar in pachtbij Klaas Pietersz Riet, die de huurpenningen met 'Carssemis' diende te betalen. De gewoonte om met kerstmis de pacht te betalen stoelde op een zeer oud gebruik. De kerkvoogden van de Roomsche Kerk, zoals zij toen genoemd wer den, hadden op 17 oktober 1759 met de aankoop van de boerderij aan de Nes en de bijbehorende 34 geersen land van Willem Schipper's dochter Aaltje, een beleggingsobject in han den gekregen, dat hen zeker geen windeieren heeft gelegd. Binnen een tiental jaren kon deze investering, met inbegrip van onderhoudskosten en te betalen lands lasten, gemak kelijk terug verdiend worden uit de pachtopbrengsten. Bovendien bleven de pachtprijzen, welke aanvankelijk 325,-per jaar bedroegen, meteen korte onderbreking tussen 1835 en 1840 voortdurend stijgen tot ruim 3000,- ten tijde van pachter Bijpost in 1878. Tussen de jaren 1840 en 1879 maakte de agrarische samenleving een enorme bloeiperiode door, waar- Jan de Wit met zijn vrouw Neeltje Hiddes en zoon Piet, klaar om naar de kerk te gaan. van het kerkbestuur kon profiteren. Onderhoudskosten aan de 17de eeuwse stolp Vanzelfsprekend was het niet alles goud water blonk. De kerk had name lijk ook kosten aan de bezitting, al zijn die in de beginperiode niet altijd goed overgeleverd. Maar volgens de notulen van het kerkbestuur waren er regelmatig klachten van pachters over lekkage en dergelijke. In de verga deringen werd al spoedig gesproken over die 'oude' plaats aan de Nes. Hoe oud de boerderij was tijdens de aan koop, werd niet in de notulenboeken vermeld. Dat hadden noch de eigena ren noch de pachters destijds kunnen weten. Zelfs na gedegen archiefonder zoek is dat nauwelijks met zekerheid te achterhalen. De boerderij stond al in de oudste verpondings boeken van Schagen vermeld welke uit het begin van de 17de eeuw dateren. Tijdens de aankoop kon de boerderij dus al min stens 150 jaren oud zijn geweest. Uit aantekeningen in de notulenboe ken van de Christoforusparochie is aan de gemaakte onderhoudskosten op te maken dat het bouwwerk inder daad oud en zeker in slechte staat van onderhoud was. In de 122ste vergadering van novem ber 1859 van het parochiebestuur werd zelfs gesproken dat het gevaar lijk werd om het huis te bewonen. Er moest voortdurend aan gerepareerd worden. Zes jaar eerder, op 27 sep tember 1853 had het bestuur er zelfs al over gedacht om de boerderij maar te verkopen en het bijbehorende land los te verhuren. De pastoor stelde voor om daarover te stemmen. Als de boerderij te weinig zou opbrengen, bleef altijd nog de mogelijkheid open om de verkoop op te houden. Met vijf stemmen voor en drie tegen werd dat voorstel aangenomen. Over de toekomst van de zittende pachter Pieter Mul, die nog een huurjaar tegoed had, werd tijdens de discussie's met geen woord gerept. De gemeente kwam de pachter echter te hulp en verbood de verkoop. Het kerk bestuur stelde daarom voor, om dan maar zo weinig mogelijk of niets meer aan de boerderij te laten repareren. Bij onvoldoende ruimte voor veestal ling, zo redeneerden de kerkmees ters, moesten er maar twee stukken land, ter grootte van 16 geersen, aan het verhuurde onttrokken worden. Na pachter Mul zou dan een nieuw huurcontract worden opgemaakt. Dat pachtcontract bepaalde dat het weiland volgens goede gewoonte gebruikt zou moeten worden. Dat hield in, dat de varkensmest jaarlijks over de dressen (braak liggend land) verdeeld moest worden en om de twee jaar met koemest bestrooid. Als de Snevert zou worden uitgebag gerd, moest de pachter toelaten dat de schotwal op de slootkant geschoten zou worden en daarna goed over de akkers verdeeld. Verder diende de pachter ieder jaar een mud goede grauwe erwten en een mud paarden- bonen boven de pachtsom aan het armbestuur te leveren. Met deze extra bepalingen mocht Mul zijn laatste huurjaar nog vol maken. Lastige pachter Na openbare verpachting in 1855 werd Pieter Dzn. Timmerman met 245,-meer per jaar dan Pieter Mul, de nieuwe bewoner van de oude lang- 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2005 | | pagina 14