ment zo, orisch bij die composi- n, "En kijk, d da Posaune wat valt je moeilijk. Ik zijn in de bas- t!" zegt de andere zikale voor- e hunne, ook t, en het overval- oppasserzegt le schutting er. De hartver- reen morbide ie kwam gaten in de r was in irps meer wordt ont- n op voedsel- n en daar m es over het ir laat mij z'n >len zien. Hij nden dat de leten en Gott Dederniet Idig aanbod •meerweg. En moet enige *a op zoek /Vim. Jantje ;tondaan. ïoeg niet Om vijf uur lok in ons gte vol. "Wir haben's geschafft", zegt de oppas ser en wrijft zich in de handen. Om twin tig over vijf komen vader en moeder zak met tarwe in de keuken en brengen hun fietsen naar het schuurtje. Natuurlijk zien ze meteen die berg met kolen, zodat ik terstond verslag moet doen. Ik weet nog wat mijn moeder zei: "Het zijn nog viertjes óók", dat wil zeg gen de ideale maat voor antraciet voor huiskamerhaarden. Ik weet nog wat mijn vader zei: "Goh, moeder, wat een geluk dat we niet thuis waren!" Ziezo, dat is het verhaal van Landbouw- straat 28 en Landbouwstraat 26. De oor log maakte zich gereed voor zijn laatste fase. De geallieerden waren geland, Parijs was gevallen, het tempo van de tankcolonnes van Patton was verbijste rend, in Schagen vloog nog een munitie- trein in de lucht, de hongerwinter sloop nader, de Neus en zijn gevolg waren op een ochtend vertrokken, wij zouden wel dra volgen, omdat ons huis in de Cornelis Bokstraat weer tot onze beschikking kwam. Ziezo, het verhaaltje is klaar. Of wacht, dat is óók nog leuk, om het zo maar eens uit te drukken, die terugkeer! Want ooit hadden we ons huis dus spoorslags moe ten verlaten en er was dus nogal wat huis raad achtergebleven. Vader en moeder gaan dus op inspectie. Op zeker moment zegt vader: "Wat krijgen we nou, mijn bureau is weg!" Er wordt melding gemaakt van dit feit. Vader en moeder met z'n tweeën, zeg, dat zal duidelijke taal zijn geweest! Welnu, op een ochtend, de oorlog loopt op zijn laatste benen, stopt er plotseling een oude boerenwa gen met een traag, oud, mager paard en een paar Duitsers voor onze deur. Op de wagen staat een bureau. "Dat is niet het juiste bureau", zegt moeder, "maar ik zie het voorlopig door de vingers!" Het bureau wordt het huis in gesjouwd. De Duitsers met die wagen en dat trage, moedeloze paard vertrekken. Nog diezelfde avond zit ik aan dat bureau, dat vanaf die dag het moffen- bureautje heet. Vervolgens zit ik er bijna iedere dag wel een paar uur aan, want het is precies in de tijd dat ik één gedicht per dag schrijf. Ik sla een paar jaar over. Ik ga in Amsterdam op kamers wonen. Moeder zegt tegen vader, "Rien" 't was toen nog Rien, "moet het moffenbu- reautje maar meenemen, vind je niet!" Vader is het er volstrekt mee eens. Sedertdien bleef het moffenbureautje bij me, ook al wisselden veelvuldig de hui zen, en een paar keer de vrouwen. Het moffenbureautje heeft er inmiddels vijf tig jaar journalistiek opzitten. En ik heb mijn meeste boeken aan het moffenbu reautje geschreven. En nu tik ik deze regels aan nog altijd hetzelfde moffenbu reautje. Het is als een oude jas, als een oude broek, die zoals bekend pas na heel lang dragen lekker gaat zitten. Het is een kleine, timide ontroering in een leven dat alle kanten op stoof, maar dat zijn trouw hartigheid kent. En z'n historisch hou vast. Ook aan de kleine dingen. Die soms zo klein nog niet zijn. De Laan, gezien vanaf de Stille Laan, jaren '30, foto uit de fameuze Niestadt- collectie. 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2003 | | pagina 19