De Holen der Menschen Woonomstandigheden in Schagen en Barsingerhorn in de negentiende eeuw Jan Eichhorn en Marjorie Pigge De woonomstandigheden van het groot ste deel van de bevolking van Nederland waren in de negentiende eeuw zeer slecht. In dit artikel gaan wij nader in op de vraag hoe het met de woonomstandig heden van de ingezetenen van Barsingerhorn en Schagen was gesteld. Een informatieve bron hiervoor vormen de gegevens die de invoering van het kadaster in 1832 opleverde. Het hele land werd toen opgemeten en in kaart gebracht. Teneinde de waarde van de hui zen vast te stellen werden zij verdeeld in klassen van afnemende kwaliteit en gerieflijkheid. De indeling van de huizen in klassen was dus niet in alle gemeenten hetzelfde. Het aantal klassen en de daar aan toegekende huurwaarde was afhan kelijk van de situatie ter plaatse. Voor het bepalen van de klasse werd onder meer gekeken naar het aantal kamers, het bouwmateriaal en de mate waarin de hui zen onderhouden waren. Het gebruik van de kamers Er was ook geen aandacht voor het gebruik dat van de kamers werd gemaakt. Behalve de boeren oefende ook een flink aantal winkeliers en ambachts lieden hun bedrijf thuis uit. In een deel van het huis werd dan ook niet gewoond maar gewerkt, zodat het aantal woonver trekken in deze huizen lager was dan het aantal kamers. Dit gold ook voor de kleinste huizen waar de armen woonden, die vaak als bijverdienste een kleine win kelnering in hun woning dreven.Het aan tal vertrekken van een huis is dan ook geen indicatie voor het gebruik ervan.Bij een gelijkblijvend aantal kamers kunnen er in de loop der tijd bovendien allerlei vernieuwingen hebben plaatsgevonden in het huis en in de manier waarop het werd bewoond. Oorspronkelijk bestond er geen differentiëring in het gebruik van de verschillende kamers. De benaming van de vertrekken weerspiegelde de plaats in het huis en niet de functie die ze voor het wonen vervulden. In de negen tiende eeuw voltrok zich een evolutie in het gebruik van de verschillende kamers in de woning. Er kwamen aparte vertrek ken om te slapen en te koken en ook bij de arbeiders nam het aantal keukens flink toe. De burgerij gaf de toon aan bij deze veranderingen in de wooncultuur. De bedstede werd vervangen door het ledikant en in de keuken werd het haardvuur vervangen door het fornuis en ook de kachel kwam in zwang. Boeren en arbeiders bleven de woonka mer echter nog lang als slaapvertrek gebruiken. Bij de boeren speelde de tradi tie daarbij een belangrijke rol, bij de kleinbehuisde arbeiders ruimtegebrek. Het voordeel van het slapen in bedsteden was dat het warmer was Woninghervormers gaven echter de voor keur aan ledikanten boven bedsteden, want: 'Zoo worden deze, zoo bij de rijken als bij de armen, zoodanig met dikkegordijnen omhan gen, en des nachts zorgvuldig toegemaakt, dat geen luchtje noch togtje de slapenden store. De uitwaseming der bedoruene en uitgeademde lucht van meestal twee menschen en soms nog daarenboven uan een of meerdere kinderen, welke in dusgenaamde kribben ook in zoodanig een hok slapen, hoopt zich daarin denganschen nacht op, en kan met moeite door de uersche lucht verurisseld tuorden. waardoor aanleiding tot verscheidene ziekten, en bijzonder borstkwa len, moet gegeven worden'. 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2003 | | pagina 18