Ook in de 19de eeuw gebeurde het
dat buren proberen elkaar het leven zuur te
maken. Op zo'n manier zelfs dat de
gemeentelijke overheid ingrijpt. Dat blijkt
uit het uittreksel "Geen drek voor ijmands
huijs of deur te brengen" uit het keurboek
van de gemeente Schagen uit 1801.
Het komt er extract op neer dat wanneer
iemand vuiligheid voor de deur van een
ander achter laat, de dader een boete zal
krijgen. Om aangifte makkelijk te maken
blijft de aangever anoniem en krijgt
bovendien de helft van de boete. De
andere helft is voor de schout, die moet
uiteindelijk toch ook ergens van leven.
De aanleiding
Geen verbod zonder aanleiding zal men
zeggen en in dit geval was er dan ook de
nodige aanleiding.
Het verbod is van 2 november 1801, maar
de aanleiding zijn de gebeurtenissen
begonnen in augustus van dat jaar.
Hendrik Zip en zijn vrouw Trijntje
Bakker, die op de Loet wonen, vertellen
dat sinds augustus ongeveer twintig maal
hun huis en met name hun deur met drek
besmeurd is.
Op zaterdag 10 oktober hoort Hendrik
een klap tegen de deur en wanneer hij
meteen open doet ziet hij Maartje Teegel,
die op de Loet woont, haastig met een pot
in de hand weglopen.
Dat Maartje Teegel geen
"doorgewinterde crimineel" is blijkt wel
uit het grote aantal getuigen dat op de
hoogte is van haar acties tegen Hendrik
Zip en Trijntje Bakker.
Romantisch plaatje van de Loet waar eeuwen
lang de binnenvaartschepen lagen afgemeerd.
Door de velen die bereid zijn hun verhaal A.W.J. Veldman
te doen over wat zij gezien of gehoord
hebben, begint het net zich rond Maartje
Teegel te sluiten.
Als eerste doet op 2 november Jan Kool,
die aan de Loet woont, zijn verhaal.
In de nacht van 22 augustus om 3 uur
's morgens dwingt de natuur Jan naar
buiten om een kleine boodschap te doen.
Als hij een geschikte boom daarvoor
gevonden heeft, een boom voor het huis
van Willem Preeker, ziet hij Maartje
Teegel, de vrouw van Hendrik Gulde-
wagen, aankomen. Tot zijn grote
verbazing ziet hij dat Maartje de deur van
Hendrik Zip met vuiligheid besmeurt.
Ook Maartje Hemme, de dienstmeid van
Maartje Teegel, getuigt tegen haar
werkgeefster. Zij vertelt dat haar bazin
meerdere malen drek en vuiligheid tegen
het huis van Hendrik Zip gegooid heeft.
Ook heeft Maartje Teegel geprobeerd
haar dienstmeid zover te krijgen dat zij
hetzelfde zou doen. Maartje Hemme
weigert dit pertinent te doen, zij zegt
zelfs tegen haar bazin dat wat zij doet
verkeerd is. Dan probeert Maartje Teegel
de vrijer van haar dienstmeid, Klaas
Swaan, zover te krijgen dat hij het huis
van Hendrik Zip besmeuren zal. Daartoe
vult zij een kwispedoor met onder andere
zeep, suiker en mosterd en een of ander
chemisch spul. Daarbij geeft ze hem de
instructie mee om ook wat tegen haar
eigen huis te smeren, zodat de
verdenking niet op haar zal vallen.
Omdat Maartje Teegel vanuit haar
bedstee Klaas in de gaten houdt doet hij
net alsof hij met de kwispedoor naar
buiten gaat, maar geeft hem daarna
ongeleegd aan zijn vriendin terug.
19