De kaas moesten zij zelf zuiver houden.
Vier tonnen boter a 300 pond, waarvan
ieder man een pond per week kreeg voor
z'n brood en één pond per zeven man in
de week voor vis of andere spijzen. De
matrozen moesten met zeven man
samen uit een houten bak de erwten of
bonen eten, met een doopbakje boter in
het midden. Wellicht zittend op hun kist
en van tafels werd niet gesproken.
Van de 30 toelasten water, die op Texel
per 100 matrozen waren ingenomen
kreeg iedere matroos een flapkan per
dag. Voor iedereen was een tonnetje bier
beschikbaar.
Er werden 50 zakken gort, 25 zakken
grauwe erwten en 20 zakken witte erwten
ingeslagen. Verder wijn, brandewijn, olie
(voor als de boter op was) azijn en
limoensap. Voor de zieken en voor de
kajuit nog enige lekkernijen, zoals
komijne kaas, Goudse kaas, gerookte
ham, gerookt vlees en tong, poeder
suiker, rozijnen en krenten. Soms kregen
de zieken een eitje van de meegebrachte
kippen. De heren bewindhebbers van de
kamer Amsterdam, bepaalden nadrukke
lijk in hun order op de rantsoenen, dat de
bevelvoerders op de schepen er op dien
den toe te zien, dat zij "haer pertinente-
lijck naer den voors. Rantsoenbriefvan
1 november 1684 sullen hebben te regu
leren" zonder iemand iets te onthouden.
Het was de maatschappij er natuurlijk
alles aan gelegen de bemanningen rustig
te houden en ze zo goed en voordelig
mogelijk te voeden. Op het eerste gezicht
lijkt het eten aan boord zo slecht nog
niet, maar verse groente ontbrak ten ene
male. Volgens een reglement van de
kamer van Zeeland, waarin alle rant
soenen per dag waren vastgelegd, zag de
maaltijd er op zondag als volgt uit.
's Morgens na het ochtend gebed kreeg
ieder een mutsje jenever en een kan bier
van 12 mutsjes. Dit, zo lang het bier
drinkbaar bleef. Daarbij dagelijks een
kan water, in ieder geval tussen de
keerkringen waar de temperatuur hoger
was. (hier verloor ook het drinkwater
door de hitte steeds meer aan kwaliteit).
Een emmer gort per 100 man comple
teerde het "ontbijt". Niet alleen op
zondag maar ook alle andere dagen
behoorde gort tot de ochtendvoeding.
Als middagmaal kregen de matrozen
2 emmers grauwe erwten per honderd
man, meteen paar augurken voor ieder
baksvolk (zes man) en een mutsje wijn
ieder. Het avondeten bestond niet alleen
's zondags, maar dagelijks uiteen mutsje
jenever en de rest van het overgebleven
eten van die dag. Enige variatie was er
eigenlijk alleen in het middageten.
De emmers grauwe erwten werden dan
afgewisseld met groene erwten of witte
bonen of twee emmers gort of rijst met
pruimen of krenten of eens per week een
vat zuurkool per 100 man. Stokvis met
mosterdsaus werd hierbij afgewisseld
met spek en pekelvlees. Iedereen kreeg
onder de middag een pond brood met
wat zout voor de bak. Om de acht dagen
moest er aan iedereen een pond boter,
een pond kaas en een mutsje azijn
verstrekt worden. Als de boter op raakte
werd dat vervangen door olijfolie. Om de
veertien dagen werd een vers varken
geslacht voor zover aanwezig. Om toe te
zien, dat iedereen zijn juiste portie kreeg,
mochten de rantsoenen alleen uitgedeeld
worden in het bijzijn van de bootsman,
de schieman of de konstabel. Het eten
met zes man uit één "bak" met een lokje
mosterdsaus of boter in de midden zal
vaak irritatie maar bovenal een enorme
12