Een ideale bron voor het ontstaan van allerlei ziekten en kwalen. De kleding hield men 's nachts aan. Wie een bezoek heeft gebracht aan de nagebouwde koop vaarder Batavia op de werf in Lelystad, kan zich nauwelijks voorstellen, dat daar ooit 341 schepelingen negen maanden lang hebben moeten verblijven. Toen het in oktober 1628 naar Indië vertrok, werden het slechts zeven maanden, want de Batavia liep op 4 juni 1629 voor de Australische kust op de rotsen. Wat als je 's nachts naar het toilet moest. Voor de officieren waren naast de kajuit een paar secreten gemaakt. Dat was een rond gat met een houten deksel erop, zoals in Holland het huisje boven de sloot. Daar kon je ten minste nog op zitten. Maar de matrozen moesten, ook in de nacht, eerst een aantal trappen op naar de boegspriet. Daar waren ook een paar gaten waar men zijn behoefte kon doen, als je het ten minste kon halen. Bij een slingerend schip in het donker geen een voudige zaak. Anders was het gangboord goed genoeg. Je zal maar buikloop hebben. Toiletpapier kwam niet in de bevoorradingslijsten voor, hetgeen de hygiëne niet bevorderde. Hoe zal dat na het opstaan gegaan zijn. Even het gezicht afspoelen bij een emmertje, of niet. Om van tandenpoetsen, als zij die nog be zaten maar niet te spreken. Hoe hield men op een koopvaarder ruim driehon derd man aan het eten en drinken? Water, een der meest onontbeerlijke levensbe hoeften was op Texel ingeslagen. Daar waren putten met ijzerhoudend water, dat lang goed bleef om te drinken. Het koele water werd in vaten gepompt, met kleine scheepjes naar de koopvaarders gebracht en aan boord gehesen. Maar in de tropische warmte nam de kwaliteit snel af. Matige voeding Soms gingen ook een paar Texelse schapen mee en een paar drachtige zeugen of zes jonge biggen. Dan was er een enkele keer vers vlees in plaats van pekelvlees. Alles wat aan victualiën of proviand mee aan boord ging werd door de compagnie bepaald. Het waren ongelooflijke hoeveelheden als er zes koopvaarders moesten vertrekken. Een paar namen en prijzen uit de reke ningen. Tamme Jacobs en Meijndert Gerbrandtz leverden 89.912 pond gezouten en gepekeld spek in kuipen en aan stukken gesneden zijden voor 10.443,-. Cornelis Pieters Bleeker en Trijntje Cornelis Boor brachten 4.241,- in rekening voor 1.691 kazen. Van Tamme Jacobs werden ook nog 14 vaten boter, tesamen 832 pond gekocht voor 755,-. Omdat een reis naar de Oost circa negen maanden duurde, moestalles lang houdbaar of geconserveerd zijn. Maar hoe hield je 21.578 pond gerst brood voor 21.994,-, gekocht van Symon Jansz Molenaar, een jaar lang goed? Van de aan ons bekende brood soorten is dat onmogelijk. Wat mee genomen werd was hardgebakken "brood ofte beschuit". Biscuit betekent letterlijk tweebak en in Amsterdam en Wormer waren daarvan honderden bakkerijen. Het werd verpakt in vaten of cartelen genaamd en mits goed droog opgeslagen was dat lange tijd houdbaar. Volgens de kamer van Amsterdam kreeg iedereen vier pond brood in de week. Ver volgens werd voor iedere honderd man ingeslagen; zes vaten pekel vlees van 550 pond per stuk, 20 graftonnen pekel spek a 350 pond, 600 pond stokvis, 400 kazen van zeven a acht pond (vier per man). 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2002 | | pagina 13