De grote brand van 1908
VERBRAND 9 JULI 1908.
Hoogzijde,
R.J.M. van de Pol
Op donderdagavond 9 juli 1908 om acht uur ontstond brand in het magazijn van J. Merz,
koopman in speelgoed en nikkelwaren. De brand, waarschijnlijk veroorzaakt door een
klein peteroleumlampje, greep razendsnel om zich heen door de hoogst brandbare
artikelen in de winkel. De belendende percelen, de dameshoedenzaak van mevrouw
Wilhelmus en de bakkerij van Klaas Rol, vatten eveneens vlam. Dit kon gebeuren omdat
de bovenverdiepingen slechts door dunne beschotten en muurtjes waren gescheiden en de
panden dus als het ware een geheel vormden. Met alle beschikbare middelen werd de
brand bestreden, maar er was geen houden aan. De toestand werd zo kritiek dat de
Schager brandweer het niet alleen meer af kon. Er werden 'renboden' naar Schagerbrug
en Barsingerhorn gezonden om deze korpsen te hulp te roepen. Ondanks de assistentie
van deze brandweerkorpsen kon niet voorkomen worden dat de drie panden volledig
afbrandden.
Met alle kracht probeerde men toen de
sigarenwinkel van J. Slikker en de slagerij
van J. Kweldam te behouden. Even werd
nog gevreesd voor het lokaal Ceres dat
gevaar liep door vonken en brandende
stukken hout die op het dak vielen. Een
nieuwe brand wist men te voorkomen
door het dak te overdekken met een
brandzeil. Pas, nadat men met
brandhaken een deel van de brandende
gebouwen omver had weten te trekken
kon de brandweer de brand meester
worden.
De schade was enorm. Drie panden
konden als verloren worden beschouwd
en twee panden waren zwaar beschadigd.
De sigarenwinkel van Slikker had het
minst geleden dankzij de stevige
brandmuur die het pand scheidde van dat
van de buren. De slagerij van Kweldam
was echter door brand- en waterschade
vrijwel onbewoonbaar geworden.
Uit de verloren panden kon niets
noemenswaardigs gered worden.
De bewoners moesten "op een kous en
een schoen het pand verlaten en zagen
zelfs hun geld verloren gaan; bij mej.
Wilhelmus het meest", zo meldde de
krant. Gelukkig waren alle betrokkenen
verzekerd.
SöHAGEN.