Het concilie van Braga (563) staat alleen het begraven bij de kerk toe. Het Concilie uan Mainz (813). Concilie uan Rouen (1581) staat een drietal groepen toe om ineen kerk begraven te mor den, geestelijken, wereldlijke machtigen en mensen van nobel gedrag. Het concilie uan Reims(i68j) volgt min of meer dezelfde inde ling. godsdienst en gelijke rechten. Met de komst van het Christendom werd het cremeren verboden. De stoffelijke resten moesten zoveel mogelijk bewaard worden voor 'de laatste dag' wanneer, volgens de Christelijke leer, de doden gewekt worden voor het laatste oordeel. Onder de eerste Christenen waren enke lingen die begraven maar een heidens gebruik vonden, het ging zelfs zover dat er kluizenaars waren die vonden dat hun lijk aan de aaseters gelaten moest wor den. Maar begraven werd toch algemeen gebruik. Het Christendom was ook bepa lend voor de richting waarin men begra ven werd, want van de wederkomst van Christus werd verwacht dat die vanuit het oosten plaats zou vinden. Vandaar dat de doden begraven werden met de voeten naar het oosten, zodat zij Christus bij zijn wederkomst meteen zouden zien. In de 3de eeuw vond de opkomende heiligenverering plaats en de graven van martelaren werden doel van pelgrims. Bij de graven vonden wonderen plaats, hiermee gaf de martelaar uiting van zijn aanwezigheid, dat versterkte weer het belang van deze graven en werden een plaats om een klooster of kerk te stichten. Het belang van het graf van de heilige werd benadrukt door het altaar recht boven het graf te plaatsen. Maar deze graven waren, volgens oud Romeins gebruik, nog steeds buiten de stad. Door de aanwas van pelgrims die bij het graf bleven en daar in de buurt ook begraven wilden worden, ontstonden bij die martelaarsgraven nederzettingen. Men wilde zo op de 'Dag des Oordeels' zich gesteund weten door de martelaar waarbij men begraven was, maar ook mee delen in de gebeden die voor de martelaar gezegd werden. Aldus kwamen de kerkhofbasilica's, die zich buiten de stad bevonden, vol te liggen met doden, terwijl de bisschopskerk vaak binnen de muren van de stad lag en daar geen doden begraven werden. Later in de Middeleeuwen werden uiteindelijk ook doden in de kathedralen begraven, zodat het verschil tussen de buiten de muren gelegen basiliek en de binnen de muren gelegen kathedraal wat dat betreft verdween. In de vijfde eeuw verdween de Romeinse scheiding tussen de levenden en doden, het nieuwe gebruik van het begraven in de stad komt vanuit Noord-Afrika. Waarschijnlijk onder invloed van het ineenstorten van het Romeinse Rijk en de plunderingen van graven en relieken door barbaren. In de stad waren de graven beter beschermd, want men geloofde dat grafschennis het ontwaken op de 'dag des oordeels' belemmerde. De hogere kerkleiding vond begraven in de kerk ongewenst en aanvankelijk was er tijdens concilies verzet tegen het begraven in kerken4. Pas later werd het begraven in kerken toegestaan, maar dan alleen aan geestelijken en verdienstelijke leken. Pas in de 9de eeuw werd het officieel toegestaan dat er in kerken begraven werd5. Concilies ten tijde van de Contra- Reformatie probeerden het gebruik van het in kerken begraven ook tegen te gaan, maar het gebruik was moeilijk uit te bannen, begraven in een kerk verschafte ook teveel eer en de (plaatselijke) teveel inkomsten". 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2002 | | pagina 12