ÉM/i
gen
id. We denken
le gantsche
Dorp Schagen'
irel uiti7io,
'Stadt Alkmaar
Boomkamp
igen van
levat het
:n van Sehagen
lief te Den
issen uit de
deren die zich
isteel
:r alles bij
e eeuwen van
I ontbreekt nog
een - zij het
aan de hand
•ns over
ongin de
aire functie,
rlaats waar een
De schoorsteen op het Slot te Schagen,
uit: 'Onze tijd', jaargang 2, 1870
Heer en zijn onderzaten in ieder geval
een tijdlang veilig waren. De woonfunctie
van het gebouw was daaraan in het
algemeen ondergeschikt. Er was sprake
van weinig comfort en zeker in tijden van
spanningen, of zelfs belegering moesten
de bewoners grote concessies doen.
Wonen op een kasteel was dan zeker
geen pretje.
In 1518 nog verzuchte de Duitse ridder
Ulrich von Hutten in een brief
ofde burcht op een berg afin de ulalcte staat,
nooit is hij gebouwd voor de behaaglijkheid
maar alleen als versterking omringd door
grachten en muren, altijd benauiod en
opeengeperst; en dan nog die bijna volledig
donkere kamers vol ivapenluig. Overal hangt de
stank van buskruit en anders wel van de
honden en hun vuil...'.
In de vijftiende eeuw had de
ontwikkeling van het vuurgeschut zo'n
vlucht genomen, dat de verdedigings-
waarde van de meeste kastelen sterk was
teruggelopen. Een kasteel was niet langer
een bijna onneembare vesting. Er vond
dan ook al snel een ontwikkeling naar
meer comfort plaats: er kwamen meer
vertrekken die meer privacy boden, er
kwamen meer ramen in de buitenmuren
en er kwamen meer stookplaatsen,
waardoor licht en warmte het verblijf in
het altijd kille slot wat aangenamer
konden maken. De sael waar in de
eeuwen daarvoor de adellijke familie bij
elkaar kwam, waar men at en waar men
zich 's avonds gezamenlijk vermaakte
met het triktrakspel bij de warmte van het
grote haardvuur veranderde van
bestemming en daarmee veranderde ook
de inrichting en meubilering.
De inrichting van de sael wasvoor 1500
voor onze begrippen uitermate sober:
1 4y
geen kleden op de koude, plavuizen
vloer, nauwelijks meubilair. Langs de
wanden stonden een paar kistbanken,
een enkele kast of tresoor (ons dressoir,
aanvankelijk een kist op poten). Tafels
bleven nooit staan, maar stonden
opgeklapt tegen de wand. Soms stond in
een hoek van dc sael de coets van de
Heer, een soon hemelbed dat tegen kou
en vocht dikwijls op een houten
verhoging werd geplaatst en waarvan de
hemel doorgaans bestond uit zware - en
dus ook kostbare - gordijnen die overdag
vaak werden opgebonden tot een soort
zak. Het bed stond niet 'per ongeluk' in
de ridderzaal: het bed was vaak het
duurste - en ook fraaiste - meubelstuk in
huis, en alleen hier in de sael kon de
kasteelheer zijn voornaamheid en
rijkdom aan iedere bezoeker tonen - en
dat ging in die tijd vóór privacy!
De grote schouw was in de sael de enige
warmtebron, 's Avonds en in de winter
verbleef men dan ook bij voorkeur in de
buurt van dit haardvuur. Aan de grote kap
van de schouw bevonden zich dan ook
vaak grote ringen waaraan men zich,
staande voor het vuur, kon vasthouden.
Bovendien stonden er voor het haardvuur
vaak een of meerdere strijeksitten. Deze
banken hadden een leuning die
omgeklapt kon worden, zodat men met
de rug of met het gezicht naar het vuur
kon zitten.
zetel, zgn. kistenstoel
kast, zgn. 'tresoor'
bank met omklapbare
leuning en kistvormig
onderstel, de zgn.
'strijeksitten'