m t heelemaal wij ze wel iheden in het ze te over- ;toe vrijwel hebben wij e minder ;erder malen coeien met de in verbonden, ind er erwerpen kon i dan koeien ak open invankelijk i de eerste og af niet kon of niet en in soms nog al en een :h niet meer, i alle te steken. r miltvuur s ochtends in 'tland p aanraden r ouder was nek af te snij- ;n zou de en. Metbe- hem op de r Schagen. is het feest in at die bloed- et te kort. angstelling. ■n Woensdag, :s, maar Vrijdags begon het spul. Ik ging Vrijdag 's morgens vroeg naar Alkmaar met een bakwagen kaas, maar voor ik weg ging kwam ik tot de ontdekking dat er weer een koe niet erg lekker was dus moest er maar een berichtje naar de veearts toe. Die kwam in de namiddag, die gaf wat Engels zout en we moesten hem maar goed in de gaten houden want het was een beetje verdacht dat er Woensdags ook al een dood was. Inmiddels zat ik nog in Alkmaar en toen ik inspannen zou stond mijn paard met een dikke keel in de stal en had de hele dag geen bek op zijn gras gezet. Enfin, in Alkmaar een veearts opgesnord en die kon ook niet direct constateren wat het was maar hij moest maar naar zijn ziekenstal gebracht worden (die stond aan de Bergerweg) dan kon hij hem geregeld observeren, en ik kon met de trein naar huis. Toen ik thuis kwam was inmiddels de kat dood en de hond heel erg ziek en toen was er niet een, maar toen waren er vijf koeien tamelijk ziek. De volgende och tend ging ik met de eerste trein weer naar Alkmaar om te kijken hoe het met mijn paard was. Maar ik ging zo vroeg dat ik eerst even bij de noodslager kon lopen onm die te waarschuwen dat het vleesch niet geschikt was voor de consumptie. Nu dat had zijn kat ondervonden, want die lag dood bij de deur. Tevens waar schuwde ik de districtsveearts dat het niet in orde was bij mij thuis. De districts veearts (de heer Muijs) was nl. niet de veearts die Vrijdags bij mij thuis geweest was, die heette Wester. Muijs was trou wens al een beetje op de hoogte, want hij had Vrijdagsavonds een telegram gehad van zijn collega uit Alkmaar. "Heeft die boer van Tolke, een zekere Wit misschien miltviuur onder zijn vee?" Daar was hem Tolke in 1978. toen nog niets van bekend, maar hij zou het onderzoeken. Vervolgens ik met de trein naar Alkmaar. Nu het paard was 's nachts al dood ge gaan en was al vervoerd naar de vuilnis belt en daar waren ze bezig hem te verbranden. De noodslager van de dode koe, die had de bout Vrijdags al in zijn geheel verkocht aan een slager uit Den Helder. Die moest nl. dienst doen voor de Heldersche ker mis. Er moest worst van gemaakt worden, maar omdat het nog ruim een week voor de Helderse kermis was hing hij nog in vier bouten in de ijskast. De Schager slager ging als de bliksem naar zijn Helderse collega: "Maak zo gauw mogelijk datje koe wegkomt want vanmiddag krijg je misschien politie en gezondheidsdienst aan je deur om de bout in beslag te nemen en dan veegt de hele buurt er zijn neus aan af". En zo gebeurde het dan ook. De bouten werden op een kar geladen en vervolgens in een vlet, een stuk zee in, wat zwaarte er aan en hij was foetsie toen ze kwamen om de zaak in beslag te nemen. Ik kreeg Zaterdagmiddag het hoofd van de veeartsenijkundige dienst uit Haarlem en de districtsveearts uit Schagen. De koeien werden allemaal ingespoten. Ik moest daags temperatuur opnemen en ze moesten daags 3 theelepeltjes creolin in hebben verdund in een flesch metlijndrank. Toen omoe en ik Zondagsavonds om een uur of elf nog eens het land in gingen,

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2001 | | pagina 15