I
r
I
Kille Koudesj Schagen, geschiedenis van een vergeten Joodse gemeente in het Hollands Noorderkwartier
Noten
Kramer, W., 'De joodse gemeen
te in Medemblik' in: Bakker, FJ
e.a., Een nieuw Medemblikker
Scharre-Zootje. Enkele grepen
uit de geschiedenis van
Medemblik, 1289-1989
(Schoorl 1989) 109-121
Son, S. van, Ik zeg Nu, Nu.
Vierhonderddertig jaar wel en
wee van een Nederlandse
Joodse familie (Amsterdam
1992)336-353
3 zie url: http://www.matinic.nl/
schagen/gemeente/historie
4 Michman, J, H. Beem, D. Mich-
man, Pinkas. Geschiedenis van
de Joodse gemeenschap in
Nederland (Amsterdam/ Ede/
Antwerpen 1992) 328-329
5 Kila, J.D., De kille aan het
Marsdiep. Anderhalve eeuw
Joodse gemeenschap in Den
Helder (Schoorl 1999) 10-11
6 Brief van de provisioneel secre
taris van de gemeente Schagen,
P. Westing, aan de drost van
het tweede kwartier van het
Departement Amstelland van 2
Zomermaand 1809, in: Rijks
archief in Noord-Holland,
Archief Gewestelijke besturen
1795-1810 no. 427
Algemeen Rijks Archief (Hierna
ARA), Archief Erediensten
2.07.01.05 no. 382
'ARA 2.07.01.05 no. 382 Brief
van S.H. Trompetter te Schagen
aan de Hoofdcommissie, d.d.
17 augustus 1832
9 De percentages Israëliten op de
Schagense bevolking en het
totaal aantal inwoners zijn
ontleend aan: M.Pigge,
'Godsdienstige verhoudingen
1849-1860,' in: De Kakelepost
10 no. 2 (Schagen april 1995)
15-17
'°E Boekman, Demographie van
de Joden in Nederland
(Amsterdam 1936) 30
"J. Lemmens, Joods leven in
Maastricht. Geschiedenis van
de joodse gemeente sedert
1250, opgetekend bij gelegen
heid van het 150-jarig bestaan
van de synagoge in Maastricht
(1840-1990) (Maastricht 1990)
"ARA 2.07.01.05 no. 384 en 790
"Gemeentearchief Amsterdam,
Archief Nederlands Israëlitische
Hoofdsynagoge Amsterdam
714 no. 912
'4ARA 2.07.01.05 no. 384
"ARA 2.07.01.05 no. 393
"L. van de Kamp, "Voorbeeld voor
't kind,' in: Nieuw Israëlietisch
Weekblad 134 no. 34
(Amsterdam 4 juni 1999/
20 siewan 5759) 5
"ARA 2.07.01.05 nO. 392
"ARA 2.07.01.05 no. 393
"ARA 2.07.01.05 no. 393
20ARA 2.07.01.05 no. 393
ARA 2.07.01.05 no. 368 Brief
van de Hoofdcommissie in Den
Haag aan het bestuur van de
Ringsynagoge in Den Helder
van 27 september 1854 no. 8
"ARA 2.07.01.05 no. 393
"ARA 2.07.01.05 no. 394
Op 20 april 1942 kregen de joden in Schagen
het bevel om hun huissleutels in te leveren bij
het politiebureau in Schagen.Ji Zij moesten
zich vervoegen in het door de Duitsers in
Amsterdam ingerichte getto melden bij de
Joodsche Raad voor vervangende huisvesting.
Naar Amsterdam mochten zij slechts één kof
fer per persoon meenemen. De rest van hun
bezittingen in Schagen werden door de Duit
sers in beslag genomen. Via het doorgangs
kamp Westerbork werd het gezin gedepor
teerd naar Sobibor. Daar werden de beide
dochters op 5 februari 1943 vermoord. Beide
ouders ondergingen het zelfde lot op 9 april
1943
Voordat Salomon en Hendrika de Vries wer
den gedeporteerd, waren zij ondergedoken in
de omgeving van Eibergen. De familie van
mevrouw De Vries was afkomstig uit die
streek. Met andere Joden zaten zij onder
gedoken in een hol in een bos bij Eibergen.
Eén van de onderduikers liep tegen de lamp
toen hij worst ging halen bij de slager in het
dorp. Blijkbaar sloeg de arrestant bij het ver
hoor door de Duitsers door, want de overige
onderduikers werden uit het hol weggehaald
en gedeporteerd. In Westerbork aangekomen
werden zij ingeschreven en ondergebracht in
de beruchte strafbarak."
De zuster van Salomon de Vries, Marianne
Coppens-de Vries werd op 10 januari 1896 in
Schagen geboren. Zij doorliep de lagere
school aan de Loet in haar geboorteplaats. Zij
kreeg als ieder jongmens op veertienjarige
leeftijd verkering met Dirk Raat. Vader De
Vries zag deze schoonzoon niet zitten en
stuurde zijn dochter naar de familie Schrijver
in Den Helder. Zij werkte daar als hulp in de
huishouding. Nadat zij later werkte in de zaak
van haar vader in Schagen, vatte zij het plan
op om de verpleegstersopleiding te volgen.
Tegen de wil van haar vader in trok zij op een
entwintig jarige leeftijd naar Amsterdam om
daar in dienst te treden bij het ook nu nog
bestaande Centraal Israëlitisch Ziekenhuis. In
Amsterdam trouwde zij Alexander Coppens
met wie zij twee kinderen kreeg. Zoon Harry
woont nu nog in Alkmaar en een tweede zoon
Jonas Elias woont in Israël. Het gezin zag
kans om gedurende de Tweede Wereldoorlog
onder te duiken bij de familie Nauts in Barsin-
gerhorn. De kinderen zaten later ondergedo
ken in Limburg en Friesland. Gedurende de
rest van de oorlog leefden de familieleden dus
geheel geïsoleerd van elkaar. Nadat de familie
in 1945 weer was herenigd kon het zich niet
meer in de oude Amsterdamse woning vesti
gen. Het huis was door Amsterdammers
gedurende de hongerwinter van 1944 geheel
afgebroken om brandhout te bemachtigen.
Daarop vonden zij onderdak bij de familie
Leguitaan de Loet in Schagen. Na enige
maanden kwam woonruimte in Alkmaar
beschikbaar voor het gezin.
Zoals hierboven beschreven was de familie
Trompetter een van de kernfamilies van de
Joodse gemeente in Schagen. Vroeg in de
negentiende eeuw vestigden de eerste Trom
petters zich vanuit Hoorn en Alkmaar in Scha
gen en Winkel. Leden van deze familie woon
den tenminste tot het begin van de twintigste
eeuw in Schagen. De doorVan de Pol"
genoemde mogelijkheid dat Swibertus Trom
petter, die op 1 februari 1672 in Schagen in het
huwelijk trad, als stamvader van het Joodse
geslacht Trompetter zou kunnen worden aan
gemerkt is zeer onwaarschijnlijk aangezien
het een niet-joodse heer betrof. Simon Trom
petter werd in 1862 in Schagen geboren. Hij
vestigde zich later in het Limburgse Kerkrade.
Hij woonde daar sedert aanvang van de jaren
twintig van de twintigste eeuw aan het Gul-
perplein. Dankzij relaties wist hij door onder
duik de Tweede Wereldoorlog te overleven.
Hij bleef tot op hoog bejaarde leeftijd kranten
bezorgen en overleed in 1953 Nederlands
oudste krantenbezorger.
Diverse met christenen gehuwde Joden ont
vluchtten Den Helder gedurende de bezetting.
Aangezien de meeste gemengd gehuwden
waren vrijgesteld van deportatie, konden
dezen zich vrij relatiefvrij bewegen. Zo ook
woonde Jacobus Cornelis van As en zijn
vrouw Esther van Praag van 2 december 1942
tot 13 juli 1945 in Schagen."1 Daarna vestigden
zij zich weer in Den Helder, waar zij eerder
14