Kille Koudesj Schagen, geschiedenis van een vergeten Joodse gemeente in het Hollands Noorderkwartier
Geraadpleegde collecties
Algemeen Rijks Archief
te 's-Gravenhage
Archiefdienst Westfriese
Gemeenten te Hoorn
Archief van de Gemeente
Den Helder
Archief van het Nieuw
Israëlietisch Weekblad in
Amsterdam
Bibliotheek van de Universiteit
van Amsterdam
Gemeentearchief Amsterdam
Hebrew University of
Jerusalem, Ben-Zion Dinur
Institute for Jewish History,
Institute for the Research on
Dutch Jewish History in
Jeruzalem, Israël
Jewish National- and University
Library in Jeruzalem, Israël
Mediatheek van het Joods
Historisch Museum te
Amsterdam
Nederlands Instituut voor
Oorlogsdocumentatie te
Amsterdam
Rijksarchief in Noord-Holland
te Haarlem
Joodse huwelijken in Schagen
Gedurende de negentiende eeuw moest ieder
een die zijn of haar huwelijk wilde laten inze
genen bij de joodse gemeente daarvoor toe
stemming hebben van de opperrabbijn van
het ressort waarin hij woonachtig was. Meest
al werd een lokale godsdienstonderwijzer
voor die gelegenheid aangesteld als plaatsver
vanger van de opperrabbijn. Op 22 april 1856
vroegen I.A. Lenson en Margaretha Salomon
Groen uit Schagen om permissie om te
mogen huwen aan het bestuur van de Ringsy-
nagoge in Den Helder. Die schreef vervolgens
naar de Hoofdsynagoge in Amsterdam met
het zelfde verzoek. Tevens verzocht het
bestuur om H. Woudhuijzen aan te stellen als
huwelijksinzegenaar. Woudhuijzen was circa
vijfjaar daarvoor benoemd tot onderwijzer
aan de Joodse lagere school in Den Helder. Na
de verkregen permissie huwden de kersverse
echtelieden op n mei 1856." Het is onduide
lijk hoeveel Joodse huwelijken verder nog in
Schagen zijn voltrokken.
Het joodse werkdorp in de
Wieringermeer
Gedurende de jaren zeventig leefden circa
achthonderd pioniers in Israël die gedurende
de jaren dertig en veertig waren opgeleid in
het Joodse werkdorp in de Wieringermeer.
Nabij Slootdorp werd in 1934 een Joods werk
dorp gesticht dat tot doel had om Joodse
vluchtelingen uit Duitsland op te vangen. De
boerderij van deze instelling stond op het eer
ste stuk grond dat in de toen nog jonge polder
werd uitgegeven. De bewoners genoten een
gedegen landbouwopleidingvan Nederlandse
boeren en handwerksmensen. De opleiding
moest hen voorbereiden op hun toekomstige
taken en werk in Brits Palestina. De Palestina-
pioniers waren vaak afkomstig uit hoger en
middenstandsmilieus in Duitsland. Vaak stu
deerden zij voor hun komst naar Nederland
zelfs aan universiteiten. Nu kozen zij al-dan-
nietvoor een handwerk in plaats van voor de
wetenschap. Het werkdorp werd geheel
bekostigd uit middelen die Nederlandse
Joden daartoe bijeen wisten te brengen.
Anders dan tegenwoordig droeg de overheid
12
toen geen cent bij aan de opvang van vluchte
lingen. De vluchtelingen leefden ver van hun
ouders en familie verwijderd in een gemeen
schappelijk landbouwbedrijf dat de omstan
digheden nabootste die de jongeren te wach
ten stonden in Palestina. Daar vestigden vol
leerde pioniers zich in nieuwe kibboetsiem.
De voorbereiding op de Oostvaardershoeve
duurde circa twee jaar. De leerlingen werden
opgeleid in een smederij, bakkerij, meubel
makerij en naaikamer. Het complex omvatte
zestien barakken waarin men was gehuisvest.
De jongens bekwaamden zich tevens in de
landbouw en veeteelt, 's Avonds leerden de
jongeren het Iwriet, Modern Hebreeuws om
zich in Palestina in de landstaal uit te kunnen
drukken. De meeste jongeren waren circa
zestien jaar oud toen zij arriveerden. Sommi
gen waren zelfs afkomstig uit concentratie
kampen. De Stichting Joodse arbeid had de
boerderij in eigendom. Het bestuur benoem
de dr. Lubinski als directeur tussen 1934-
1937. Hij werd opgevolgd door M. Katznelson
die zeifin Palestina in een kibboets was gebo
ren. Derhalve was hij een Brits onderdaan. De
uitYerseke afkomstige tuinbouwer A.J. Slab-
bekoorn was de grondlegger van de landbouw
en veeteelt op deze boerderij.
De sobere barakken boden de vluchtelingen
een warm milieu waar zij bij konden komen
van de vervolgingen in Duitsland. De jonge
ren wisten zich naast hun andere bezigheden
prima te amuseren, 's Zomers zwommen zij
bijvoorbeeld wel eens in hetWaardkanaal,
pakten zij een bioscoop in Schagen ofWierin-
gen, speelden in de regionale voetbalcompeti
tie, enz. De voetbalwedstrijden gaven gele
genheid om de wereld buiten de boerderij te
verkennen. Zo speelden de jongeren tegen
leeftijdsgenoten in Medemblik en waarschijn
lijk ook in Alkmaar en Schagen. Zo leerden de
jongeren ook de Nederlandse taal. Onderling
was de omgangstaal het Duits.
De genoemde barakken waren ingedeeld in
kamers voor zes personen en een zitkamer.
Iedere jongere had de beschikking over een
klein kastje voor zijn persoonlijke eigendom
men. Regelmatig werden de barakken gecon
troleerd. Uiteraard moest de boel schoon en