beroep aantal
beroep aantal
schip! Soms woonden twee of meer onge
trouwde mannen, soms broers, samen op een
adres. Ook waren er verschillende ongetrouw
de jongemannen bij een weduwe in de kost.
Zij kon op deze manier een centje bijverdienen
en de volwassen jongemannen waren het
ouderlijk huis uit. Grote verschillen met de
manier waarop nu gewoond wordt zijn er niet.
In de 319 bewoonde huizen woonden
1312 Schagenaars.
Gemiddeld dus 4,1 persoon per huis.
De gemiddelde gezinsgrootte is ook 4,1
(toeval) want er woonden hier 177 echtparen,
20 weduwen en 14 weduwnaars totaal dus
211 gezinnen, 388 volwassenen en
481 kinderen.
Waarvan leefden ze
In bijgaande tabel wordt een overzicht
gegeven van alle beroepen die in Schagen
werden uitgeoefend. De belangrijkste
beroepsgroep was die van de boeren.
Van de 48 Schager boeren, die in de tabel
huisman worden genoemd, hadden er 44 een
knecht.
In drukke tijden konden zij een beroep doen
op de mannen uit de groep van 84, die als
werkman (dagloner) aan de kost probeerden
te komen. Het beroep van koopman werd uit
geoefend door 28 personen.
Er was 'n koopman in hout, in turf, in aarde
werk, in groenten, in zaad en er handelden
twee Schagenaars in schoenen; de overigen
hadden geen bepaalde handel. De overige
beroepen in de tabel spreken voor zich.
Opvallend is het grote aantal schoenmakers
(10). Dat feit hoeft ons niet echt te verbazen,
want er werd natuurlijk veel gelopen.
OVERHEID
lid v.d. municipaliteit 6
secretaris 1
klerk ter secretarie 1
dorpswerkman 2
lantaarnopsteker 1
belastinggaarder 1
klepperwacht 2
stadsroeper 1
schoolmeester 2
tamboer
(v.d. giideburgemeester) 1
POLITIE EN JUSTITIE
lid van het commité
van justitie 6
dienaar van justitie
baljuw
deurwaarder
procureur
gerechtsbode
advocaat (en rentenier)
ZORG
doodgraver
chirurgijn
chirurgijnsknecht
vroedvrouw
weesvader
armhuisvader
predikant (gereformeerd)
pastoor (RK)
NERING, AMBACHT
EN NIJVERHEID
bakker
(brood-, koekenbakker) 6
bakkersknecht 2
grossier (zout, zeep) 1
grutter 2
gruttersknecht 1
herbergierfw.o. 1 tapster) 8
herbergiersknecht 2
horlogemaker 1
houtzagersknecht 7
hovenier 7
huisman (boer) 48
huismansknecht
(w. 0. 6 eigen zoons) 44
kaarsenmaker 1
kaaskoppendraaierskn. 1
kleermaker 4
kleermakersknecht 1
koopman 28
koopmansknecht 2
korenmolenaar 1
korenmolenaarskn. 1
kuiper 1
messenmaker 2
metselaar 4
metselaarsknecht 4
naaister 3
pompenmaker 1
rentenier 9
rietdekker 2
scharenslijper 1
schipper
(w.o. 1 vletschipper) 5
schippersknecht 5
schoenmaker 10
slager (2 slachters en
2 vleeshouwers) 4
smid 4
smidsknecht 2
stoelenmaker 1
timmerman 10
timmermansknecht 10
verver 3
wagenmaker 3
watermolenaar 4
werkman 84
wieldraaier 1
winkelier
(w.o. 7 winkeliersters) 16
zadelmaker 2
zadelmakersknecht 1
zilversmid 4
zilversmidsknecht 2
zonder beroep 48