In allerlei oude stukken wordt er telkens weer bij de heer van Schagen bij
vermeld dat heer Willem de kerk heeft gebouwd. Dat is geen loze toevoeging,
want volgens eeuwenoud recht had degene die de parochiekerk had laten
bouwen, recht op de tienden. Op grond van dergelijke oude rechtspraak kon
bijvoorbeeld het klooster van Egmond in diverse gebieden rechten op de
tienden doen gelden.
In de Schagerkogge gold vrijdom van tienden voor iedereen die niet meer dan
3 snezen ca 694 m2) aan land bezat. Of dat er hier veel waren en wie dat
waren, weten we niet; hun namen komen in geen enkel register voor.
Zoals gezegd dienden de tienden aanvankelijk om in het levensonderhoud van
de heer te voorzien; ze werden dan ook in natura geheven. In de loop van de
tijd werd geld echter steeds belangrijker: van een ruil-economie belandde men
steeds meer in een koop-economie, waarin alles een bepaalde geldswaarde had.
De heren van Schagen verpachtten de tienden steeds vaker aan particulieren.
Dit verzekerde hen van vaste, niet oogst-afhankelijke inkomsten en nam hen
bovendien de bewerkelijke rechtstreekse inning uit handen.
In de Franse Tijd werd bepaald dat de eeuwenoude tiendrechten in strijd waren
met de gelijkheid en de vrijheid van de burger. De Burgerlijke en Staatkundige
Grondregels van 1798 verklaarden de tiendrechten dan ook vervallen. Er
bleken echter nogal wat juridische voetangels en klemmen aan te zitten en in
1806 en in 1814 werd de afschaffing weer teruggedraaid. De heerlijkheden
werden afgeschaft, maar heerlijke rechten bleken - net als de titel - eeuwig
durend te zijn.
Op 6 augustus 1887 werden de restanten van de tienden - alleen de vlas- en
korentienden bestonden nog - door de erfgenamen van de heerlijkheid Schagen
publiekelijk verkocht. Het polderbestuur van de polder en banne Schagen kocht
het tiendrecht af voor f 6402,-.
De koren- en vlastienden
In het zogenaamde heerlijkheidsarchief zijn een flink aantal jaarlijkse
afrekeningen van de rentmeester van de heren van Schagen bewaard gebleven.
Van een aantal jaren zijn niet alleen het rentmeestersverslag van inkomsten en
uitgaven, maar ook de "bijbehorende stukken" aanwezig: een pak losse vellen
en velletjes met aantekeningen over leveranties, kwitanties, berichten soms en
ook allerlei voorgedrukte belastingformulieren. Dit zijn uiteraard de
interessantste jaargangen van de afrekeningen, omdat ze een indruk geven van
het dagelijkse doen en laten.
Zonder enige twijfel was de jaarlijkse verpachting van de tienden door de
rentmeester een hoogtepunt voor de overwegend boerenbevolking van de
Schagerkogge. Zoals overal gebruikelijk was de verpachting ook hier publiek
en vond zij plaats in de vorm van een veiling bij afslag. Waar deze happening
plaats vond, vermeldt de historie helaas nergens, maar we mogen aannemen
dat, gezien het aantal betrokkenen en de nodige belangstellenden, één van de
etablissementen rond de Markt daarvoor de aangewezen plaats was.
Meestal vinden we in de genoemde "bijbehoren stukken" niet meer dan een
"kale" verpachtingscedule: een lijst met de namen van de pachters van dat jaar
en van degenen die borg voor hen wilden staan. Op zichzelf heel interessante
gegevens - zeker als je er 20 achter elkaar kunt zetten -, maar over de gang van
zaken bij de verpachting van de tienden zegt het weinig.
Slechts een enkele rentmeester heeft de moeite genomen om het hele verhaal
aan het papier toe te vertrouwen en somt alle voorwaarden, waaraan een
pachter van de tienden moest voldoen, op. Hendrik Hoflaan was zo'n
rentmeester. In zijn tijd, 1764, was er alleen nog sprake van verpachting van de
koren- en vlastienden. De visserijtienden en de krijtende tienden die er
oorspronkelijk ook zijn geweest, bestonden al jaren niet meer. De heren en
4
De Kakelepost, februari 2000