provisiekamer, alsook wat in de refter werd gebruikt enz. enz. We mochten alles uit ons klooster meenemen, behalve de lampen en de wasgelegenheden van de kamers, alsook nog van een paar kamers de gordijnen met nog enkele meubels. Dit alles werd op een grote lijst opgeschreven. Daarbij moest alles nog goed verduisterd zijn, of anders, nog gemaakt worden op onkosten van onze beurs. En zo verlieten wij op die bewuste maandagmorgen om 10 uur ons klooster, naar de Thorbeckestraat nr. Spoedig werden er nog meer zusters verplaatst want dat huisje, of villaatje was veel te klein voor twaalf zusters, al waren er reeds acht zusters op reis gegaan. Op de 27, 28, 29 december gingen er elke dag weer twee zusjes naar hun aangewezen huis, en zo bleven moeder, zr. assistent en de raadzuster met nog vijf zusters de bewoonsters van de "Villa", als vertegenwoordigers van ons dierbaar klooster te Schagen. De kleuterschool op de Loet Daar onze kleuterschool zoals we vroeger reeds vermeld hebben bezet was door de taalschool, zo hadden we eindelijk na anderhalf jaar een oplossing gekregen. Mijnheer en mevrouw Nuijens woonachtig op de Loet kwamen op het idee om hun autogarage uit te ruimen om voor de kleuters in te richten als school. Met toestemming van mijnheer deken is dat werk voor onze kinderen weer begonnen, tevens tot grote vreugde der moeders die al plan hadden om een demonstratie te houden naar het stadhuis om de burgemeester (NSB) te bewegen een lokaal ergens te vinden waar hun kleuters op school konden. Doch na enkele maanden kwam de Lieve Heer ons weer opnieuw offers vragen. De kleuterschool (autogarage waar wij nog aardig met onze kinderen verblijf hielden) werd door de moffen gevorderd en voor een gaarkeuken ingericht tot hun gebruik. Maar nog erger was, dat onze villa in besprek was door het personeel van de brandstoffencommissie en arbeidsdienst. En zo kwamen er op een morgen twee heren uit Den Haag met de boodschap dat de zusters uit het huis moesten. En we konden ons met de woon vervoegen naar de Hoogzijde No 100. Daar we nergens anders terecht konden gingen wij dus opnieuw verhuizen en kwamen we terecht op een bovenhuis waar beneden een winkelzaak werd uitgeoefend, die evengoed door die mensen werd voortgezet. Nu, ook daar moesten we ons weer behelpen, en het was gelukkig voor enkele maanden, want ons religieus leven liet wel ietwat te wensen over daar we maar telkens ons op straat moesten begeven, want we hadden geen kapel en moesten onze geestelijke oefeningen in de kerk dus verrichten. Op de afzondering kregen we des 's middags om twee uur in de sacristie de uitstelling en mochten we Aanbidding houden tot halfvijf, waarna we conferentie hadden van mijnheer deken. Dat was voor ons daar goed bedacht, op de credens werd een klein altaartje geplaatst, vier kandelaars er bij, en de kosteres zorgde voor een paar vaasjes met bloemen, enige bidstoelen er rondom heen. Zo hadden we toch nog, al was het armoedig, onze Bruidegom in ons midden, wat wij natuurlijk knusjes vonden. Onderwijl was de autogarage weer vrijgegeven en zo konden wij daar weer opnieuw de kleuterschool beginnen. In de fietsenstal van de kerk was ons schoolinventaris geplaatst en nu gingen we weer alles opknappen, en waren de moeders wat blijde dat er daar weer een zeventig kinderen geplaatst konden worden. Ook hebben we daar weer enige maanden kunnen verblijven, toen er een plotselinge ommekeer in de toestanden kwam, een ieder dacht dat we de vrede konden grijpen met dien gevolge dat ons klooster bezet met werkmensen in een dag tijds was vrijgegeven Allen moesten gauw naar hun huis vertrekken, dat gaf een hoera, en ze waren wat blij naar hun vrouw en kinderen te mogen gaan. Maar wij waren wel het gelukkigst van allen, want zo moest het gaan wilden we ons huis betrekken. 14 De Kakelepost, oktober 1999

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1999 | | pagina 16