Het conflict De verklaring van Jacob van Rijsingen De Schagerkogge was verantwoordelijk voor het onderhoud van de drie bruggen. In het jaar 1804 was men dat bij het bestuur van de gemeente kennelijk even vergeten en ontstond er een conflict tussen de eigenaar van herberg de Roos en het bestuur. Tijdens de Bataafse Republiek - de periode van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap - waren er nog al wat veranderingen geweest in het lokale bestuur. Vermoedelijk waren niet alle nieuwe bestuurders goed op de hoogte van alle oude gebruiken en verplichtingen. Hoe het ook zij: Cornelis Schuijt eigenaar en kastelein van de herberg de Roos op de hoek van de Hogezijde met de Begijnenlaan (nu Gedempte Gracht/Laan) werd door schout en het comité van justitie gemaand de noordoost vleugel van de stenen Koggebrug bij zijn herberg ten spoedigste te repareren. Hij nam onmiddellijk actie en liet op zijn kosten "de schroeiing van het front van zijn huis en op de zelve breedte als de wal voorheen strekte volgens het beloop der straat" repareren zoals dat voorheen altijd was gedaan. Hoewel hij meende aan zijn verplichtingen te hebben voldaan kwam op zekere dag de gerechtsbode weer aan de deur met de mededeling dat hij ook de wal en beschoeiing bij de oprit van de Koggebrug moest repareren. Cornelis was hevig verontwaardigd en zocht contact met de vorige eigenaar van de herberg Jacob van Rijsingen. Deze was zo vriendelijk om bij notaris Arie Denijs de navolgende verklaring af te leggen: "Op de zevende juli van het jaar 1804 compareerde (=verscheen) voor mij, Arie Denijs openbaar notaris door het Hof van Justitie over het voormalig gewest Holland geadmitteerd(=toegelaten) te Schagen. Residerende in presentie van de nagenoemde getuigen: Jacob van Rijsingen burger en inwoner dezer stede Schagen voorheen kastelein in de herberg de Roos mede alhier. Dewelke verklaarde ter requiritie(=op vordering) van Cornelis Schuijt, thans kastelein en eigenaar van de herberg de Roos bovengenoemd, en ten dienste van al degenen welke hiervan enig gebruik zouden willen of kunnen maken, hoe de oprechte waarheid is. Dat hij deposant(=degene die de verklaring aflegt) sedert het jaar 1758, eerst als huurder en daarna als eigenaar tot het jaar 1793 in de bovengenoemde herberg de Roos alhier gewoond heeft en dat bij zijn aankomst aldaar de wallen en schoeiing van gezegde herberg door schout en schepenen van Schagen waren opgekeurd om gerepareerd te moeten worden. Dat hij deposant voor zijn huisheer genaamd Klaas Wit, gewoond hebbende te Opmeer, de evengemelde reparatie onder zijne deposante opzicht had genomen en de nodige timmerlieden en metselaars ten voorschreven einde te werk had gesteld. Dat op die tijd hij deposant door zekere Jan Bosman alhier te Schagen woonachtig en lid van de regering werd gewaarschuwd de wal en schoeiing niet verder dan nevens het voorhuis en volgens het beloop der straat te repareren alzo(=daar) het overige gedeelte tot en met de stenen vleugel van de brug aan de Schager Kogge behoorde. Dat hij deposant ingevolge gemelde waarschuwing alzo is te werk gegaan en niet verder heeft doen repareren als boven omschreven staat en dat het overige vervolgens door de werklieden van het Koggebestuur en voor deszelfs rekening is gerepareerd geworden hetwelk alzo op die voet altoos is onderhouden geworden. 18 De Kakelepost, februari 1999

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1999 | | pagina 20