Engelbert Klinkhamer, advocaat te Medemblik, als sequestor bewaarder)
van de goederen aangesteld.
Deze Engelbert Klinkhamer beslist op 28 september 1786 dat de boedel van
Jan van Stipriaan verkocht moet worden. Ten behoeve van diens vrouw en
kinderen wordt een uitzondering gemaakt voor de bedden, de dagelijkse
kleding, de noodzakelijke huisraad, afgewaaide en geplukte vruchten en de
levende have, zoals de ket, de hennen en hanen, en andere dieren. Ongetwijfeld
is er in verband met deze publieke verkoping een boedelbeschrijving gemaakt
en ongetwijfeld is er voor deze gebeurtenis in Schagen veel belangstelling
geweest. Jammer genoeg is deze interessante boedellijst tot op heden niet
teruggevonden.
Op 19 october 1786 krijgt de commis fiscaal van Gecommitteerde Raden
toestemming om 'bij Memorie' - dus schriftelijk - aan Zara Petronella
Uyttenbogaart, als huisvrouw van Jan van Stipriaan, mee te delen hoeveel hij
'den Lande' nog schuldig is.
Ter voldoening van deze schuld wordt de boedel ook daadwerkelijk verkocht,
zo blijkt uit een mededeling aan Gecommitteerde Raden van 30 november
1786. De opbrengst is bij lange na niet genoeg om de openstaande schuld te
voldoen.
Hoe de bevolking van Schagen op deze publieke verkoping heeft gereageerd
weten we niet. Waarschijnlijk zal men weinig medelijden hebben gehad met de
als hardvochtig bekend staande schout, maar aangezien algemeen bekend was
dat hij er ook niet tegenop zag om zijn eigen vrouw af te ranselen, zal men Zara
Petronella met veel meer clementie benaderd hebben. Het gezin zal naar alle
waarschijnlijkheid verhuisd zijn uit de schoutswoning naar een eenvoudiger
pand, maar men bleef tot 1793 in Schagen wonen.
Begin 1787 dient Zara Petronella Uyttenbogaart officieel, als huisvrouw van de
voortvluchtige Jan van Stipriaan, een verzoek in bij de 'Gecommitteerde Raden
van de Staten van Holland en Westvriesland in Westvriesland en den
Noorderquartiere' om haar echtgenoot buiten vervolging te stellen, zodat de
last van een onvoldane schuld 'aan den Lande' niet langer op haar schouders en
op die van haar kinderen zou rusten. Op 22 februari 1787 komt uit Hoorn het
positieve antwoord, datHun D. Mogvinden goed en gelasten mitsdien dat
door de suppliante of de familie van Jan van Stipriaan welke zig voor denzelve
zouden willen interesseren, binnen de tijd van zes weken na dato dezes, het bij
Jan van Stipriaan onverantwoord en schuldig t'agter wezen aan den Lande
wegens de middelen van het collateraal regt van trouwen en begraven en de
impost van de 40e penning ter somma van een duyzend twee en tachtig gulden
veertien stuyvers en twee penningen, benevens alle de kosten bij de Officie
Fiscaal gemaakt in de procedure van Jan van Stipriaan, en zulks met de
aankleve van dien, zal moeten worden gestelt in handen van de Comm. Fiscaal
met interdictie en denunciatie aan den voorsz. Jan van Stipriaan dat dezelve zig
zal moeten onthouden en abstineren, hetzij metter woon of andersints, van het
Territoir van het Noorder gedeelte van Hollant en Westvriesland op pane, dat,
ingevalle denzelve Jan van Stipriaan in dezen opzigte zig disobedient an deze
dispositie van Hun E. Mog. Mogte komen te gedragen, deze favorabele
dispositie aanstonds zal geacht worden te zijn vervallen, ende Comm. Fiscaal
geautoriseert en gelast gelijk deselven in dien gevallen zou voor al staan gelast
word voor deze, tegen den voorn. Jan van Stipriaan zodanig te procederen, als
na merites van zaken, conform het Recht ende Practijke dezes. Gedaan binnen
Hoorn, den 22 feb 1787."
Zara Petronella Uyttenbogaart wordt volgens deze beslissing in de gelegenheid
gesteld de schuld van haar man binnen zes weken af te kopen inclusief de door
het Hof gemaakte kosten. In de aanhef van het stuk, waarin haar verzoek wordt
herhaald, worden zowel haar familie als een zwager als eventuele schulddelgers
genoemd. De familie wil haar verdere schande besparen en is bereid daarvoor
diep in de buidel te tasten: het gaat tenslotte om niet minder dan f 1082 - 14 - 2
14
De Kakelepost, februari 1999