Reconstructie van een ondergang
een maand later zijn dringende verzoek. Op 19 april daaraanvolgend kreeg hij
eindelijk antwoord van Van Stipriaan: de schout verbaasde zich zeer over deze
vraag - hij had het toch met 'den Heer GraafF geregeld? - en bovendien was
hij nog niet geheel hersteld van het 'bitter lotgeval' dat hem was overkomen als
gevolg van 'het publicq geweld (hem) door uwe uytvoerende persoonen, zelfs
in (zijn) wooning aangedaan'. Was de schout op last van de rentmeester in zijn
eigen huis gemolesteerd, zoals wordt gesuggereerd? Het slot van deze brief is -
na deze beschuldiging - op zijn zachtst gezegd merkwaardig: Van Stipriaan
groet, mede namens vrouw en kinderen, met veel achting als ootmoedige
dienaar zijn heer en vriend. Geeft dit een blik op de arbeidsverhoudingen van
die tijd of is dit de overdreven onderdanigheid van iemand die geen kant meer
op kan?
In ieder geval zat Van Stipriaan begin 1786 diep in de problemen. Uit
voorgaande artikelen in deze serie komt Jan van Stipriaan naar voren als een
soms zeer hardvochtig mens, uit het bovenstaande lijkt het alsof hij zelf ook
slachtoffer was geworden van soortgelijk gedrag. Dat de rentmeester hierbij
een rol zou spelen wordt weliswaar gesuggereerd, maar is uiteraard nergens
vast te stellen.
Klachten tegen Van Stipriaan waren er echter meer dan genoeg. Niet alleen de
heer van Schagen had, in de persoon van rentmeester Storm, reden tot klagen,
in de voorgaande artikelen durfden zelfs gewone burgers het aan om te klagen.
Ook het landsbelang was in het geding in de vorm van de inning van de
gemenelandsmiddelen van Burghorn. Als secretaris van de polder Burghorn
was Jan van Stipriaan namelijk verantwoordelijk voor de inning van alle
direkte belastingen in de polder,zoals bijvoorbeeld de impost op trouwen en
begraven. Bovendien was Van Stipriaan in de Burghorn ook schotgaarder. Dit
landsbelang ging het belang van een lokale heer ver te boven. De
gemenelandsmiddelen waren ingesteld en werden gecontroleerd door de
Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland en Westvriesland in het
Noorderkwartier en Westvriesland, zetelend in Hoorn.
Alhoewel aan het einde van de vorige eeuw het archief van de Commis Fiscaal
van de Gemenelandsmiddelen van het Noorderkwartier is geschoond en vrijwel
alle originele stukken betreffende 'de kwestie Jan van Stipriaan' als minder
belangrijk zijn vernietigd, is er dankzij de "Commis-Fiscaal-Rolle 1751-1786",
het "Register houdende mandementen, gewisselde stukken, sententien en
appointmenten 1750-1794" en het "Registre de droits et biens de la maison de
Schagen in Noord-Holland" (het laatste uit het Heerlijkheidsarchief) wel een
reconstructie van de gang van zaken te maken.
De volgende gebeurtenissen vonden plaats:
Op 27 mei 1786 geven, volgens de Resolutieboeken van de Gecommitteerde
Raden, deze Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier, als hoogste
gezagsinstantie in dit gebied, aan de commis fiscaal Cornelis van der Stralen
toestemming om zich nader te informeren aangaande Jan van Stipriaan en
daarbij gebruik te maken van de diensten van Mr. Jan Pieter Poppelman,
advocaat te Alkmaar. Merkwaardig genoeg is dit dezelfde Poppelman die ook
wel door schout Van Stipriaan voor advies werd geraadpleegd.
Den 27 Mey gelezen zijnde het berigt van informatie en advis van Mr.
Cornelis van der Stralen, commis fiscaal van des gemenelandsmiddelen, op
requeste van burgers, ingelanden en regenten van Barsingerhorn, Burghorn en
Colhorn ter voldoening aan Hun Edele Mogende appointmenten van 20 april en
11 mey dezes jares 1786 houdende dat hy zig een en andermaal omtrent de
handelwijze en derectie en schout en secretaris Jan van Stipriaan zijnde mede
verpondinggaarder van Burghom bij de regenten van Barsingerhorn, Colhom
12
De Kakelepost, februari 1999