Veeziekten brachten de
boerenstand in verval
Pestbosjes: sporen van vroegere
rampen.
J.N. de Wit
De boerenstand heeft naast tijden van grote welvaart ook perioden gekend van
bittere armoede. Een tragisch dieptepunt viel in de eerste helft van de
achttiende eeuw. In 1713 openbaarden zich namelijk de eerste gevallen van de
veepest. De ziekte breidde zich snel uit tot epidemieën, bestaande uit drie
golven. Met korte pauzes hielden deze epidemieën respec
tievelijk zeven, twintig en vijftien jaren aan. Duizenden dieren
raakten besmet en stierven. Menige boer heeft meer dan eens
een hoeveelheid kuilen moeten graven ter grootte van zijn
aantal koeien om daarin zijn dode dieren te 'bestoppen'. Slechts
tien procent van de ziek geworden beesten had een kans om te
overleven. Tussen de eerste en de tweede epidemie begon liet
bovendien op Driekoningen (6 jan. 1740) streng te vriezen en
de vorst bleef aanhouden tot de tiende maart.
Het hooi in de schuren raakte op en de beesten moesten te vroeg
naar de weiden. Door het aanhoudende koude en schrale weer
groeide er zo weinig gras, dat sommige boeren er in hun
wanhoop toe over gingen om het riet van hun daken te trekken
om het aan hun beesten te voeren om ze in leven te houden.
Enkele jaren later, in 1742 werden de boeren tot overmaat van
ramp ook nog geteisterd door een alles op het veld
verwoestende muizenplaag.
In dezelfde eeuw werden de houten palen van de zeeweringen
aangetast door de paalworm, waardoor alle buitendijken
moesten worden voorzien van steenglooiingen. Dit kostte
handen vol geld. Door al deze ellende hingen de verpondingen
(belastingaanslagen), de boeren als molenstenen om de nek.
Boerenopstand in de regio
Geen wonder dat een groepje vertwijfelde boeren in opstand kwam, toen
landerijen verpacht moesten worden die ook nog waren belast met het
tiendrecht. Hierbij moesten de pachters van b.v. iedere tien schoven er een
afstaan aan de verpachter. Boeren uit Warmenhuizen en Enigenburg protes
teerden en gewapend met spaden, stokken, kloeten en hooivorken vonden
medestanders aan 't Rijpje, Tuitjenhorn en de Schagerwaard. In St.
aangekomen werd de wel tot 400 man aangegroeide groep door bode van der
Oort gevraagd naar de bedoelingen van deze samenscholing. Wij willen van de
tienden af schreeuwden de getergde boeren in koor. Hierin werd aan de troep
woedende boeren aanvankelijk tegemoet gekomen en werden de reeds gesloten
pachtovereenkomsten te niet gedaan.
Enkele weken later werd Lou Zwart van 't Rijpje als grootste aanstichter in de
nacht van zijn bed gelicht en in Den Haag opgesloten en hiermee was de
weerstand gebroken. Door al deze rampspoed en ellende waren de geldkisten
van de boeren tot op de bodem leeg gezogen. Hongersnood zal zich onder de
boeren zelf niet hebben voor gedaan, maar er zijn gevallen bekend dat
deeveneens in diep verval geraakte bevolking, 's nachts de begraven dieren die
van de veepest waren gestorven weer opgroeven om het vlees te kunnen eten
en om de afgestroopte huiden te kunnen verkopen.
In de 19e eeuw zorgden een aantal andere rundveeziekten
zoals de longziekte, mond- en klauwzeer, miltvuur en
TBC voor rampspoed bij menige boer. Intussen waren
veroredeningen van kracht, dat bij ontdekking van de
ziekte alle dieren op de besmete stal moesten worden
afgemaakt. De dieren moesten worden begraven onder
een laag ongebluste kalk op een afgezonderd stuk land.
zodanig dat ander veer er niet bij kon komen. Bovendien
moest het graf de eerste week worden bewaakt om
diefstal van huiden of vlees te voorkomen.
De plaats waar het dode vee begraven lag werd meestal
omgeven met een hek of sloot om het andere vee tegen te
houden en beplant met geriefhout. Omdat deze bosjes
vaak zo midden in het overigens open weiland liggen, zijn
het opvallende elementen. In heel Nederland kunnen
dergelijke bosjes, die getuigen van de rampen die de
boeren vroeger hebben getroffen, nog worden gevonden.
Of de bosjes in de omgeving van Schagen hier een
voorbeeld van zijn is niet bekend.
Uit: Over hagelkruisen, banpalen en pestbosjes. S.
Barendse.a. Utrecht Matrijs 1994.
8
De Kakelepost, december 1998