Het bleek slechts de aanloop te zijn, want de schout vroeg haar weer met wie
zijn vrouw het had gehouden tijdens zijn afwezigheid. Antje antwoordde net als
twee dagen daarvoor: zij wist van niets.
De schout raakte buiten zinnen van woede en schold haar uit voor alles wat
lelijk was. Hij ging zo tekeer dat het op straat te horen was. Toen hij dat in de
gaten kreeg nam hij haar en zijn vrouw - die kennelijk bij de hele scene
aanwezig was! - mee naar het achterhuis, naar de zogenaamde 'slothskamer'.
Daar ging hij door met razen en tieren. Hij werkte tenslotte zijn vrouw de
kamer uit en nadat hij ramen en deur gesloten had.'heeft hij haar gedwongen
haare kleederen uijt te trekken, tgeene door haar uijt vreese en met groote
ontsteltenis is gedaan, soo dat haar bovenlijff tot thembde incluijs tot aan de
middel toe ten eenemaal was ontbloot, hebbende hij selfs haar thembd
uijtgetrokken, hij toen zijn neusdoek heeft genomen ende hare handen
daarmede vastgebonden, vervolgens een touw ofte koort daarover gebonden
hebbende, dus haar de gebondene armen aan de stijl van het ledicant welke in
de kamer stond, hebbende opgehaald, hij heeft genomen een houten steel,
waaraan eenige leeren riemen waren vastgemaakt, daarmede haar
verscheijdene geeselslagen heeft gegeven, tot sij eijndelijk seer luijd uijtriep dat
sij 't niet langer konde verdragen, hij doen haar nog een swaaren slag heeft
toegebragt en daarbij gesegt, soo heeft mijn vrouw gisteren nog erger gehad.
Antje viel, volgens haar verklaring voor de schepenen, bijna flauw toen hij haar
losmaakte en gelastte haar kleren weer aan te trekken. Ze was er niet goed toe
in staat en van Stipriaan moest haar helpen haar kleding in orde te brengen. Hij
eiste van haar dat zij zou zweren over het voorgevallene niets aan anderen te
vertellen, maar dat had ze geweigerd. Op zijn aandringen had ze drie koppen
thee gedronken en na wat bedaard te zijn was ze vertrokken. Pas een paar
dagen later had zij het relaas aan haar man durven vertellen.
Tegenover de schepenen bevestigde Gerrit Sieuwertsz. Het verhaal van zijn
vrouw.
Van Stipriaan had aangaande de afranseling van zijn echtgenote blijkbaar geen
loze woorden gesproken. Zowel Antje als Jan Wever en zijn vrouw Christina
van Ooijen verklaarden onder ede 'dat de huijsvrouw van genoemde Jan van
Stipriaan tegens haar deposanten (het genoemde drietal) meermalen heeft
gesegt ende verhaaldt dat haar man op zaterdagh den 25e julij laastleden naar
dat hij op een ijsselijke wijse met tieren en schelden hadde uijtgevaaren, met
haar is gegaan in de slothskamer, haar doen moedernaakt had doen
ontkleeden niet anders aanhoudende dan hare kousen, hij vervolgens haar
handen met een koordt sterk aan malkanderen gebonden en door de koordt aan
de stijl van 't ledicant in de kamer staande, de armen opgehaalt en met eenige
leeren veeters of riemen aan een houten steel vastgemaakt haar hadde
gegeeselt ende verscheidene slagen hadde gegeven en toegebracht, waarvan sij
lang daarna 't gevoel heeft gehad, en de armen wegens 't binden met de koordt
en ophalen sodanig beseert dat de peesen waren uijtgerekt ende chirurgijn
daarover een gantschen tijdt heeft moeten gaan.
De verklaring werd door alle aanwezigen ondertekend. Op 16 september 1778
maakte secretaris Barsingerhorn bovendien nog een 'copie authenticq'.
Of de beide schepenen naar aanleiding van deze ernstige aantijging aan het
adres van de schout Jan van Stipriaan in actie zijn gekomen en wat zij
eventueel hebben ondernomen, vermeldt de historie niet. Vast staat echter wel
dat Van Stipriaan van deze aanklacht op de hoogte is gebracht.