4
Twee echtparen komen klagen over de handelwijze van de schout. Ze wisten
dat hun verhaal door de secretaris van het stadsbestuur zo waarheidsgetrouw als
maar mogelijk was op papier gezet zou worden en dat deze verklaring
vervolgens door alle aanwezigen ondertekend moest worden. Ze wisten ook dat
de schout een authentiek afschrift van hun verklaring zou krijgen. Ze zullen er
lang en veel over nagedacht en gesproken hebben voor ze de gang naar het
stadhuis durfden maken.
Uit het verslag blijkt dat beide vrouwen, Antje Rebecca Alberts en Christina
van Ooijen, het jaar daarvoor, in 1777, bij de schout in dienst waren als
dienstbode. Daardoor waren beiden van het doen en laten in het schoutshuis op
de hoogte. Inmiddels waren beide vrouwen getrouwd en kennelijk niet meer in
het huis van de schout werkzaam.
Op 24 juli 1778, dus 10 dagen voor het afleggen van de verklaring, was schout
Jan van Stipriaan bij Antje thuis gekomen en had haar rechttoe gevraagd 'Wie
en wat geselschap aan sijn huijs was geweest in het gepasseerde jaar 1777 ten
tijde doen hij met Jan Schoonheden naar Amsterdam was, en met wien sijn
Huijsvrouw haar doen heeft gediverteert, en haar heeft gekust, en over welk
geval hij haar meermalen hadde onderhouden,
Antje wilde hier niet op ingaan, ook niet toen Van Stipriaan beweerde dat hij de
hele geschiedenis al van zijn vrouw had gehoord en dat hij dus alleen maar een
bevestiging wilde. Antje wist van niets, en dat bleef zo toen de schout begon te
razen en te tieren en haar allerlei verwensingen naar haar hoofd slingerde.
Intussen was haar man thuis gekomen en de schout vertrok.
De volgende dag stuurde Van Stipriaan zijn oudste zoon langs met het verzoek
of zij bij zijn vader - de schout - thuis wilde komen. Op zichzelf geen vreemde
vraag, want de schout hield kantoor aan huis en veel zaken werden daar dus
afgehandeld. Het was zaterdag en op die dag had Antje een werkhuis. Zij gaf
de jongen de boodschap mee dat ze die dag verhinderd was,maar de volgende
dag, zondag, voor kerktijd, langs zou komen.
Antje hield zich aan haar afspraak en ging die zondag, 26 juli 1778, voor
kerktijd naar het schoutshuis. Van Stipriaan ontving haar in zijn kantoor en
barstte los. Zij en Christina van Ooijen hadden in hun dienstbode-periode met
hun vrijers in zijn huis goede sier gemaakt op zijn kosten. Zij, Antje, ontkende
dat ten stelligste: zij hadden niet meer dan een kop koffie gedronken en een
boterham gegeten, meer niet, en met toestemming van zijn vrouw.
De schout woonde in het huis rechts
van het poortje, nu café het Oude Slot.
Tekening uit 1841 door J.J.A. van
Cantfoort naar een origineel van C.
Bok.
'v>