Jan van Stipriaan, Baljuw en schout van Schagen (1771 - 1786) Deel 2: Een jaloerse echtgenoot. Door F.Timmer Schoorvoetend gingen ze de trap van het gemeentehuis op naar de kamer van secretaris Barsingerhorn om daar hun verklaring af te leggen. Tekening J. de Wit De heerlijkheid Schagen, waartoe naast Schagen ook Barsingerhorn, Haringhuizen, Colhorn en Burghorn behoorden, was een zogenaamde 'hoge' heerlijkheid. Dit betekende dat het gebied niet meer onder het grafelijk gezag viel, maar de heer van Schagen de lage, middel en hoge jurisdictie bezat; de volledige rechtspraak was in handen van de heer. De schout van Schagen werd benoemd door de heer van Schagen - en niet door het stadsbestuur. Hij vertegenwoordigde de heer in alle zaken, zowel naar het stadsbestuur toe als in kwesties van individuele burgers. Een belangrijke taak was de handhaving van de openbare orde en - als recht en wet overtreden waren - de rechtspraak. De schout spande de vierschaar, dat wil zeggen: riep de plaatselijke rechtbank bijeen. Hij voerde het onderzoek naar de overtreding of de misdaad uit, formuleerde de aanklacht naar de vierschaar toe en - nadat deze een vonnis had geveld - diende hij voor de uitvoering van dat vonnis zorg te dragen. De schout was weliswaar verantwoording schuldig tegenover de heer, maar dit was vrijwel alleen een financiële verantwoording; de manier waarop hij de wet handhaafde kwam zelden of nooit ter sprake. In dit licht gezien is het heel begrijpelijk dat de gewone burger de schout maar het liefst te vriend hield. De aard van zijn functie gaf hem macht, veel macht zelfs. Er was dan ook moed voor nodig om een klacht tegen de handelwijze van de schout in te dienen. Er onder elkaar over praten was één, maar een officiële klacht indienen was iets anders. Zo'n klacht diende namelijk onder ede afgelegd te worden bij twee schepenen van het stadsbestuur en werd - in het bijzijn van met name genoemde getuigen - zwart op wit gesteld. Het is daarom heel uitzonderlijk dat zich in het zogenaamde Heerlijkheidsarchief een aantal van deze 'officiële klachten' tegen schout Jan van Stipriaan bevinden. Jaloers en hardvochtig. 'Den 3e September 1778 compareerden voor ons Jacob Guldewagen en Hendrik Bommel, regerende schepenen, en Diedrik Barsingerhorn, secretaris van Schagen, Antje Rebecca Alberts, huijsvrouw van Gerrit Sieuwertsz. Nobel oud 30 jaren, item deselve Gerrit Sieuwertsz. Nobel oud 24 jaaren, Jan Wever oud 28 jaren en Christina van Ooijen desselfs huijsvrouw oudt 25 jaren, wonende alle alhier, dewelke ten dienste der waarheijdt en van alle diegeene die hiervan gebruijk soude kunnen en willen maaken, onder aanbiedinge van Eede verklaarden...

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1998 | | pagina 5