15
meegeteld of er nog vorderingen waren uit onverdeelde erfenissen en of er
contant geld in huis was. Schulden werden in mindering gebracht op de
aanslag.
Alles van waarde werd dus meegenomen in de belastingaanslag. Zouden
schapen in deze tijd enige economische waarde gehad hebben dan zouden zij
zeker meegeteld zijn voor de belastingen. Dit wil niet zeggen dat er geen
schapen waren, maar er waeren er ongetwijfeld te weinig om de
aanwezigheid van een georganiseerde schapenmarkt te rechtvaardigen.
De Schager schapenmarkt is dus geen vijfhonderd en meer jaren oud zoals
veel beweerd is, maar naar schatting ongeveer 250 jaar, evengoed een
respectabel aantal.
Het blijft jammer dat een zo oude instelling als de Schager wolveemarkt is
verdwenen. Gelukkig is dit proces omkeerbaar. Als mocht blijken dat er, om
wat voor reden dan ook, weer behoefte is aan een veemarkt op het plein
rond de kerk kan de draad zo weer opgepakt worden en de historische
traditie weer voortgezet worden. Dit is helaas niet het geval met historische
huizen en boerderijen die uit economische motieven worden afgebroken of
onherkenbaar verbouwd. Hiervoor geldt: eens weg voor altijd weg. Eens
temeer geldt dit voor het historische landschap waarin de tere sporen die
onze voorouders hebben nagelaten op radicale wijze door moderne machines
voor eeuwig uitgewist worden. Onomkeerbare processen waar ons nageslacht
terecht zeer boos over zal zijn.
Bronnen:
- Diederik Aten, 'Als het Gewelt Comt', Hilversum 1995.
- Jan Bregman, 'Schagen', Academisch proefschrift 1965.
- Jan de Vries, Ad van der Woude, 'Nederland 1500 - 1815', Amsterdam
1995.
- A.M. van der Woude, 'Het Noorderkwartier', Wageningen 1972.
Noten:
1. Bregman p. 18
2. Aten p. 194
3. Van der Woude p.574
4. De Vries en Van der Woude passim