"Zoo begaven wij ons reeds meermalen met gezelschap naar Schagen. Daar heeft men reeds verscheidene jaren een tooneelgezelschap, uit een welingerigten kring bestaande. Wie zou zulks hier bijna aan den zelfkant van een land zoeken, in welks midden men zulks schaars aantreft, en dan nog veelal, even als luchtverschijnselen, die zich met glans aan ons vertoonen, en aldra weder verdwijnen. Zulk een reisje is dan voor mijnen vader altoos een wezenlijk genoegen, want hij is een beminnaar van al, wat vermaakt en tevens leert; ook geloof ik, dat men hem eenen kenner in dat vak mag noemen. Verleden dingsdag gingen wij weder derwaarts, en keerden, zoo als altoos, zeer wel voldaan terug. Men speelde ditmaal: De Broedertwist, een der schoonste stukken van Kotzebue, ik had hetzelve nog eens door eenen reizenden troep zien spelen. O, welk een verschil! Mijn vader was zeer getroffen. Gij weet vriendin! ik heb het u verhaald, hoe hij sedert lang met eenen, hoewel slechts aangehuwden, broeder in onmin leeft. Ach! dat ik ook eenmaal, evenals het goede Lotje Bertram het pad hunner verzoening met bloemen mogt bestrooijen!... Dan, helaas! - genoeg daarvan - wanneer ik in eene goede steming zal blijven, moet ik hier niet verder over denken. Mijn vader vindt dit gezelschap voor dusdanige huiselijke toneelen zeer geschikt, en in mijn oog overtrof men alles, wat ik van dien aard immer zag. Men ontwaarde niets van dat onnatuurlijke, dat gedwongene, zoo in gang als houding; niets van dat schreuwen, gillen, oogen verdraaijen, en kunstmatig zwoegen van den boezem. Ja, lieve vriendin! dit tusschenbeiden) mijn vader verzekerde mij, dat zich eens bij eenen reizenden troep eene jonge actrice bevond, welke het vermogen bezat om, in geval van blijdschap of angst, haren boezem willekeurig op en neder te doen gaan, en daarbij eene zekere losheid in tooi voegde, alleen om eene zekere klasse van aanschouwers. Foei! tot welk ene schandelijke kostwinning wordt op deze wijze, een anders edel bedrijf en onschuldig vermaak verlaagd. Hier plaatst de auteur de volgende voetnoot om geen ruzie te krijgen met de reizende gezelschappen (Men houde in het oog, dat het reeds verscheidene jaren geleden is, dat Julia dit aangaande een reizend toneelgezelschap schreef. Dat dezelve heden meer beschaafd zijn, betuigen wij gaarne.) Neen, hier is alles ten hoogste zedelijk. Alle gebaarden zijn natuurlijk, en de kleding is altoos doelmatig, net, zindelijk en met smaak gekozen. Of men gevoelt zoo, dat men zich hier niet bij een opgeraapten troep, maar in een beschaafden kring bevindt. Zoowel die leden, welke op het tooneel verschijnen, als die, welke slechts aanschouwers zijn, en ook de gasten, toonen, dat men hier niets anders beoogt, dan om zich onderling, al leerende, onschuldig te vermaken. Ook de toneelen zijn altoos doelmatig ingerigt: men zorgt steeds voor veranderingen. Mijn vader zag eens, bij een reizenden troep, in Gijsbrecht van Amstel, eene moderne kamer tot eene kloosterkerk bezigen; maar zulks gebeurt hier niet. Aardiger tuin zag ik nooit, dan men hier in het laatste bedrijf voorstelde. Wat nu de uitvoering betreft, ofschoon mijn vader, die zelf in zijne jeugd het tooneel betrad, soms eenige aanmerkingen maakt, zijn dezelve echter van dien aard, dat men daardoor het schoonste des te beter leert opmerken. Hij zegt onder anderen: 'Er ontbreekt wel eens iets, dat men in het Fransch gewoon is met het woord ensemble uit te drukkenWij vriendin, weten wel wat dat woord beteekent; maar wat het in de fransche tooneeltaal beduiden moet, weet ik niet. 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1997 | | pagina 12