12
Zo'n 75 jaar terug opereerde rond Schagen de kalvenvilder Jan Smit van
't Buurtje. Een klant van hem was Piet Klaver van de Oude dijk. Toen
Klaver sukkelde met het afhalen van een kalf, werd Smit ontboden.
Klaver moest hiervoor eerst met paard en wagen naar 't Buurtje rijden
om Smit op te halen. De gelovige mevrouw Klaver had tijdens zijn
afwezigheid al tot God gebeden om het behoud van de koe en als het kon
ook van het kalf. Aan de horens van de koe had zij bovendien een
Scapuliermedaille bevestigd om extra zegening af te smeken over een
goede afloop van het afvillen. Toen de protestante vilder de lapjes van
het Scapulier3 (twee geweide strookjes stof van een bepaalde kleur, door
een lintje aan elkaar verbonden en door leken uit devotie op de borst
gedragen) aan de horens van de koe zag bengelen, vroeg hij waar dat
goed voor was. Nauwelijks op antwoord wachtend ontdeed hij zich reeds
van zijn boven- kleding, waste zijn handen in een emmer water, vette
zijn arm in met olie en onderzocht de koe inwendig naar de ligging van
het kalf, mompelend dat hij het altijd zonder God gered had en het ook
nu wel zou redden. Het kalfje werd goed gelegd en er hoefde niet gevild
te worden. Zowel mevrouw Klaver als de vilder Smit hadden het gelijk
aan hun kant.
Theeuwis Jansz. Pronk had de kunst van het verlossen van koeien,
paarden en schapen niet alleen aan de derde generatie, Theeuwis Jr. maar
ook aan andere mensen doorgegeven. Vele boeren zullen zich hun
namen nog herinneren. Een van hen was wijlen Jacob Baken en later zijn
zoon Adriaan, uit het Buitenveld. Adriaan verloste tweemaal in zijn
loopbaan een koe van een drieling, waarbij er beide keren twee kalfjes
bleven leven.
Andere bekenden waren wijlen Jb. v.d. Oord en later zijn ook reeds
overleden zoon die hun werkterrein hadden in de omgeving van Schagen.
Arie Jonker rond Nieuwe Niedorp, wiens gereedschappen te zien zijn in
museum Vreeburg. Arie Zeeman woont nog in Groote Keeten, Hendrik
Slikker in Wieringerwaard, Piet Veerdig van Wieringen, De oude Tuin
uit Bergen en niet te vergeten wijlen Gerrit Oosterman en zijn zoon Huib
van St.Maartensbrug. De in 1976 overleden en zeer deskundige Huib
Oosterman had aan enkele bovengenoemden ook zijn kennis overgedra
gen. Slechts enkelen, zoals Arie Zeeman en Adriaan Baken en de jonge
Theewis Pronk Jr. zijn nog in leven en gelukkig in goede gezondheid.
Uit een werkboekje van Theeuwis Pronk Sr. valt op te maken dat in
1927 de grootste werkdrukte lag in de maanden februari, maart en april
met resp. 27, 75 en 56 verlossingen. Over dat hele jaar genomen werd
hij niet minder dan 224 keer bij een koe in barensnood geroepen, uitge
zonderd de schapen. Als na een onderzoek bleek dat het kalf niet op
natuurlijke wijze geboren kon worden omdat het kalf te zwaar was of de
moeder te nauw, dan moest het kalfje worden afgevild.
Theeuwis Pronk Jr. trachtte voordat hij aan het karwei begon, eerst met
een hartsteek het jonge leven te beeindigen. Anderen huldigden het
principe, van "ongeboren kent geen pijn" en begonnen direct aan de
noodzakelijke, maar voor leken lugubere handeling. Bij een doodsteek
kreeg het kalfje het soms benauwd en was men bang, dat het met zijn
pootjes de baarmoeder zou kunnen beschadigen en lieten daarom de
humane daad achterwege. Soms moest het kalf van het "kruis af" gevild
worden. Het jonge dier was dan gedeeltelijk geboren, maar dan kon het
kruis van het kalfje het kruis van de moeder niet passeren. Een zwaarde
re operatie deed zich voor als het van de "toontjes" af gevild moest wor
den. Dat wilde zeggen dat er een kleine snede gemaakt werd in een naar
buiten gehaald pootje van het kalf. Door deze opening stak de vilder met
de lange spatel voorzichtig de huid om het pootje los tot aan het schou-