Soms werd met het kalf de gehele baarmoeder naar buiten getrokken. Dan hing het "lijf" eruit zoals men zei. De tehulp geroepen verloskundi ge trachtte dan met veel geduld en inspanning alles weer terug te druk ken. Als dat na herhaalde pogingen niet lukte, werd het lijf met een strikkoord afgebonden, en als bleek dat het buitenste deel na een kwartier verbleekte en koud aanvoelde, bracht een haal van een vlijmscherp mes uitkomst. De overgebleven stomp bleef dan meestal wel binnen, om van ergere voorvallen maar niet te spreken. Veel boeren bezaten wel een "koeboek, waarin zij wel eens lazen", maar er daadwerkelijk naar handelen als de nood aan de "koe" kwam, deed niemand. De verlos kundigen wisten een verkeerd liggend kalf, vaak met bovenmenselijke inspanning, meestal wel weer in de natuurlijke houding in de geboorte- weg te brengen. Met hun geheel ontblote arm, ingevet met raapolie, diep weggeduwd in de koe, verrichtten zij hun zware arbeid op de schemer donkere stallen. Zij slaagden er over 't algemeen wel in, het kalf en of de koe te behouden, ook bij een stuitligging. Was een kalf echter mismaakt of te groot om de geboorteweg te kunnen passeren, dan moest het kalf verkleind worden, of zoals het in de gebrui kelijke term gezegd werd, het moest afgevild worden. Hiervoor waren messen, spatels en een zaagje aan lange metalen stelen nodig, die door de plaatselijke smeden werden gemaakt. Bekend hierom waren de smid Heman van Warmenhuizen en den Hartog van St.Maar tensbrug. Door gebrek aan kennis zullen vroeger net als bij de mensen, bij de geboorte vele sterfgevallen zijn voorgekomen onder het vee, zowel van de koeien als van kalfjes. Aan het naar beneden brengen van dat hoge sterftecijfer heeft Jan Pronk, aan het eind van de vorige eeuw een groot aandeel gehad. In 1898 werd een boekje uitgegeven, bestemd voor de boeren, waaruit zij konden leren, hoe men het moederdier en het kalf bij de verlossing behulpzaam kon zijn en om bij moeilijke geboorten in ieder geval het leven van de koe te redden. Door de Vereniging tot ontwikkeling van de landbouw in Hollands Noorderkwartier werd toen een prijsvraag uitgeschreven om een beknopte handleiding samen te stellen. Daaruit zouden de boeren leren, hoe zij zelf zouden kunnen handelen bij de verlossing van het rundvee met bijzondere ligging van het kalf. Hierop kwamen drie reacties binnen, die echter geen van alle voor een prijs in aanmerking kwamen. Na de gestelde inzendingstermijn werd nog een vierde geschriftje ingezonden, dat was ondertekend met J.P. Warmenhuizen. Door de juryleden werd bepaald, dat slechts het werkje van deze heer Warmenhuizen aan de gestelde eis van de prijsvraag voldeed. Hij zou ook zeker de prijs hebben ontvangen als zijn geschriftje op tijd was binnengekomen. Het bestuur onder voorzitterschap van J. Koopman en secretaris W. Teengs te Winkel, besloot in februari 1900 het werkje wel uit te geven om het aan de veehouders aan te bevelen. Onder het pseudoniem J.P. Warmenhuizen van het boekje ging niemand minder dan de veehouder Jan Pronk schuil. Deze Jan Pronk, evenals later zijn zoon Theeuwis (geboren op 26 maart 1891 en in 1983 op 92 jarige leeftijd overleden) waren tijdens hun leven al legendarische men sen. De instrumenten van de vee verlosser werden door de dorpssmid gemaakt. Ets van Jan Luiken. Theeuwis Jnz. Pronk (werkzaam tussen 1916-1946) kreeg van een twintigtal boeren zelfs een diploma, ter gelegenheid van het vele werk dat hij gedurende 30 jaren voor hen gedaan had in de veeverloskunde. De boeren ondertekenden allen het diploma. De uitgestrektheid van zijn werkterrein blijkt uit hun woonplaatsen. 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1997 | | pagina 12