22 Onderzoek in het veld Eind 1995 werd een nieuwe werkput gegraven omdat de begrenzing van het tot dan toe onderzochte erf niet duidelijk was. Tot ieders verbazing werd, in een sloot die verondersteld werd de gezochte begrenzing te zijn, materiaal gevonden uit de late derde eeuw en een ophogingspakket van scherven en botten, werden scherven van vierde eeuws aardewerk gevon den. In een uitbreiding van deze werkput werd besloten dit vondstpakket per vak van twee bij twee meter geheel te bergen. Na de lange strenge winter werd verdergegaan met dit werk, waarbij resten van een skelet werden aangetroffen. Om precies te zijn, werd er met een schep een deel van de schedel afgeschaafd. Voorzichtig troffelen leerde dat het geraamte op zijn buik lag, met de linker arm onder het lichaam. De rechter arm wees van het lichaam af, precies de totale hou ding die je kunt verwachten als je iemand, die op zijn rug naast een kuil ligt, daar in laat rollen. De bergingsoperatie De conditie van het botmateriaal was uitermate slecht en vergelijkbaar met natte, gebroken speculaas. Proberen botje voor botje het geheel uit de grond te krijgen, was een utopie. Omdat door eerder graafwerk beide benen van het skelet waren verdwenen, leek het realistisch te proberen het resterende deel in zijn geheel, met grond en al, te bergen. Omdat de Werkgroep bovendien vond, dat als deze klus lukken zou, er iets moest overblijven dat kon worden tentoongesteld, dat het geraamte dan wel met het gezicht naar boven zichtbaar moest komen. Na enkele weken voorbereiding werd een stevige kist van 100 bij 80 cm op zijn kop over het skelet gezet, werd de bodem tijdelijk verwijderd om de resterende ruimte te vullen met een jute ondergrond en gips. Hierna werd de bodem vastgeschroefd en werd onder het geheel een stalen plaat geperst. Na deze precisie-operatie werd de kist met gips, jute, skelet en onderliggende grond gekeerd en werd de stalen plaat verwijderd. Dit geheel is op een aanhangwagen vervoerd naar de werkruimte van de AWS, waar heel voorzichtig de grond van het geraamte werd wegge- schept. Door de reeds genoemde slechte kwaliteit van de botten, moest er zeer voorzichtig te werk worden gegaan. Het grootste werktuig dat werd gebruikt was een nagelvijltje! De resterende vette klei moest met zachte kwast en water worden weggeveegd. Het resultaat Wat uiteindelijk tevoorschijn kwam, waren de in elkaar gedrukte botten van een persoon van even over de veertig jaar oud, gelet op de slijtage van de tanden en kiezen. Omdat veel mannen op de overgang van de oogkas naar het voorhoofd een duidelijk waarneembare richel hebben en deze bij het skelet niet duidelijk was ontwikkeld, werd aangenomen dat het om een vrouw ging. Als scherts werd dit onbekende vrouwspersoon al snel aangeduid met "onze Truus", een naam die, eenmaal in de pers over genomen al snel de landelijke media haalde! Het zou echter best kunnen zijn dat een nader onderzoek van de resten een andere sekse uitwijzen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1996 | | pagina 24