Truus van Schagen; een onzer voorouders? 21 Frans Diederik Inleiding De Archeologische Werkgroep Schagen doet sinds 1992 onderzoek naar een nederzettingsterrein uit de Romeinse Tijd op het Industrieterrein Witte Paal. Een van de belangrijkste conclusies uit de opgraving tot op dit mo ment is, dat er sprake was van een soort lintdorp in noord-zuid richting. Er lagen daar minstens tien erven naast elkaar, die dan weer eens langere tijd werden bewoond, dan weer eens voor vele tientallen jaren onbebouwd bleven. Enkele honderden meters achter het huis liep (en loopt) het rivier tje de Leets, dat noordwest van Schagen uitmondde in de Kinloson. Dit water had al de afmetingen van een echte rivier en stroomde als Vidrus in zee, even ten noorden van het huidige Groote Keten. Zo was het dat de bewoners van Schagen hun producten van nijverheid, zoals (geiten)kaas, wollen geweven stoffen, huiden van runderen en ijze ren voorwerpen, gemakkelijk naar de kust konden vervoeren om ze te verhandelen tegen bijvoorbeeld goed (eiken) bouwhout en romeins aarde werk en munten. Schagen in de romeinse tijd Het hoogtepunt in de cultuur van deze Friezen, werd bereikt rond het jaar 200. De hoeveelheid romeinse importproducten bereikte toen zijn top, maar de neergang ging sneller dan de opkomst en slechts driekwart eeuw later is er feitelijk geen sprake meer van een friese cultuur. Reden voor deze snelle ondergang moet worden gezocht in snel slechtere omstandigheden van de omgeving (stijgende zeespiegel, met als gevolg een slechtere afwatering van de rivieren), maar heeft anderzijds z'n oor sprong binnen de politieke omstandigheden in het Romeinse Rijk. De grenzen van het Rijk waren meer dan tweehonderd jaar potdicht geweest en waren stammen en volken gedwongen geweest in hun oorspronkelijke leefgebied te blijven. Eind van een cultuur Een bres in de grens, die rond 260 was ontstaan, leidde er toe dat vele Friezen naar elders wegtrokken. In Groningen en Friesland is te zien dat de oorspronkelijke friese cultuur daar tegen het eind de derde eeuw geheel is verdrongen door een nieuwe, die zijn wortels had in noordelijk Duits land. In westelijk Nederland was tot voor kort wel geconstateerd dat de friese cultuur rond 270 was verdwenen, maar niet dat er sprake is van een nieuwe cultuur. Het grote onderzoek in Muggenburg (1989/1990) heeft in ieder geval onomstotelijk aangetoond dat daar gewoond werd tot een eind in de vierde eeuw.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1996 | | pagina 23