17 Pieter Adriaansz. Mulder, ook Muller genaamd, timmerman van beroep woonde in het pand, met verpondingsnummer 57, dat tegenwoordig Vreeburg heet. Hij trouwde met Guurtje Pieters Roos van de Nes en na haar overlijden met Annetje Jans Plaats. De oudste zoon uit zijn eerste huwelijk was Aarjaan (Adriaan) Pietersz. Mulder. Deze trouwde na het overlijden van zijn eerste vrouw, Trijntje Jacobs Blom, met Maartje Claes Stap. Na het overlijden van haar man Adriaan in 1781 hertrouwde Maartje met dominee Abraham Koning en na diens overlijden met welgestelde vrijgezel Johannes Putter. Zo raakte de boerderij via vererving in handen van dominee Koning die de boerderij in 1784 verkocht aan Pieter Dirksz. Kapitein. Hoe het verder gegaan is met dit pand kunt u lezen in het boekje over de geschiedenis van Vreeburg van de hand van J.N. de Wit. Vreeburg aan de Loet dat 's zondags voor de sjees gespannen werd om mee naar de kerk te rijden. Of de paarden gehuurd werden, dan wel als vorm van burenhulp door vrienden en kennissen tegen wederdienst gebruikt, is niet duidelijk. Paarden en rijtuigen konden gehuurd worden bij Pieter Adriaansz. Buijs een herbergier aan de Hoogzijde. Dit zullen echter meer koetspaarden geweest zijn voor het maken van noodzakelijke tochten naar Alkmaar of Hoorn of familiebezoek in de omgeving. Zeker is dat de meeste boeren zelf de handen uit de mouwen moesten steken; vast personeel was te duur en uitsluiten weggelegd voor de kleine groep welgestelden. Ter verlichting van het zware werk kon men eigenlijk allen maar putten uit het ruime reservoir aan dagloners die hier woonden en 13% van de bevolking uitmaakten, alsmede tijdens de hooitijd op de 'poepen' of 'hannekemaaiers', Duitse arbeiders, die tijdens het hoogseizoen het land afliepen om werk. Sommigen van hen vestigden zich hier blijvend, zoals de eerder genoemde Hendrik de Poep die een huisje bewoonde op Grotewal, of Grote Hendrik, die samen met Lambert Bossen op Tjallewal woonde. De overige Schagenaars verdienden de kost als ambtenaar, handelaar, ambachtsman of had een winkel(tje). Ondanks de verslechterende economie was Schagen in 1742 nog steeds in het bezit van een pakket voorzieningen dat kenmerkend is voor een centrumplaats van een zekere allure. Schagen bezat vanouds een belangrijk kerkgebouw van meer dan plaatselijke betekenis. Economisch gezien bedienden zijn winkels en logementen veel klanten van buiten en leefden de klokkenmaker, zilversmid, messenmakers, schoenmakers, zadelmaker en koekenbakkers niet van Schager klanten alleen. In Schagen hadden een doctor medicinae en meerdere chirurgijns een praktijk, was een apotheker gevestigd en woonden al jaren meerdere notarissen. Tenslotte was er het weeshuis aan de Hogezijde. Schagen kon zich dus qua stedelijke allure meten met plaatsen als Enkhuizen, Medemblik, Purmerend, Zaandam Edam en Monnickendam.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1996 | | pagina 19