18
Productievergroting werd door alle Nederlandse akkerbouwers nagestreefd en
daardoor steeg de tot ale agrarische productie tussen 1810 en 1910 jaarlijks
met gemiddeld 0,94%. De stijging bedroeg in totaal 155% - in
Noord-Holland echter slechts ca 125% - en was het grootst tussen 1880 en
1910. Vooral de aardappelproductie nam aanzienlijk toe. Tussen 1851 en
1870 groeide de vraag naar goede consumptieaardappelen. Boeren vergrootten
de opbrengst per hectare door de pootaardappel te selecteren en zwaarder te
bemesten. Sommige boeren probeerden de aardappelziekte te weren door over
te gaan op de teelt van resistente variëteiten.7
In Schagen nam de opbrengst van de meeste gewassen in de tweede helft van
de negentiende eeuw toe. Na 1900 steeg vooral aardappelproductie er
aanzienlijk.
In de tweede helft van de negentiende eeuw begonnen boer en zich te
specialiseren. Ze verbouwden producten waarvoor relatief weinig
productiemiddelen nodig waren en stootten andere product en af. Door
toepassing van nieuwe productiemethoden wisten ze met dezelfde middelen
meer te produceren.8
Tussen 1900 en 1950 nam de mechanisatie van de boerenbedrijven in
Nederland een hoge vlucht. Het aantal landbouwwerktuigen nam in deze
periode aanzienlijk toe.
TABEL. Toename van het aantal landbouwwerktuigen in Nederland tussen
1904 en 1950.
landbouwwerktuigen
1904
1950
trekkers
0
24534
autotrekkers
0
1079
kunstmeststrooiers
606
19041
zaaimachines
4863
24680
wied- en schoffelmachines
4912
34749
spuitmachines
650
70793
paardenhooiharken
7570
49715
hooischudders
2755
30424
harkkeerders
0
21862
grasmaaimachines
2997
97247
zelfbinders
616
18149
dorsmachines*
15679
28758
melkmachines
0
3835
In 1904: 14085 paardendorsmachines, 1214 handdorsmachines en 380
stoomdorsmachines. In 1950: inclusief 1204 maaidorsers.
Bron: Jan Bieleman, Geschiedenis van de landbouw in Nederland 1500-1950.
Veranderingen en verscheidenheid Meppel/Amsterdam 1992.
De Hollandsche Maatschappij van Landbouw en de Vereeniging tot
Ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier leverden een
belangrijke bijdrage aan deze modernisatie en mechanisatie van de landbouw.
De afdeling Schagen en Omstreken van de Hollandsche Maatschappij van
Landbouw werd op l januari 1871 opgericht. De nieuwe afdeling telde 105
leden uit Schagen, Barsingerhorn, Oude Niedorp, Harenkarspel en Sint
Maarten, die voordien lid van de afdeling Zijpe waren. In 1875 werden er
ook in Barsingerhorn, Oude Niedorp en Sint Maarten afdelingen opgericht.
De afdeling Schagen bestudeerde allerlei onderwerpen op het gebied van de
landbouw en de veefokkerij en toonde daarnaast een levendige belangstelling
voor uitbreiding van het marktwezen. Ze streefde onder meer naar het
invoeren van een betere methode van kaasbereiding en naar veredeling van
de veestapel door het aanschaffen van uitmuntende mannelijke fokdieren,
keuring van jonge stieren en ramlammeren en verbetering van het schapenras.