17
Landbouwverbeteringen
In 1851 werden in het Algemeen Verslag wegens den Staat van den
Landbouw verschillende verbeteringen opgesomd die Noordhollandse boeren
tussen 1825 en 1851 invoerden, zoals verbeterde waterafvoer en intensivering
van het mestgebruik, en werd verder opgemerkt: "De talrijke kapitalen, die
tegenwoordig den landbouw toestromen, zijn een magtige hefboom voor het
invoeren van verbeteringen op groote schaal, zoowel door het veredelen van
den grond zelf en van zijn voortbrengselen, als door het aanleggen van
gemakkelijker en beter wegen, waarlangs de voortbrengselen den verbruiker
bereiken."4
De gemeente Schagen was heel wat minder optimistisch en meende dat de
uitoefening van de landbouw nog geheel "volgens de oude gewoonte en
sleur" plaatsvond. Er waren dat jaar geen proeven genomen met nieuwe
werktuigen, gewassen en veerassen en evenmin waren er nieuwe vindingen
beproefd of in gebruik genomen.
Ook de burgemeester van Barsingerhorn vermoedde dat het goede resultaat
van de landbouw meer aan de gunstige omstandigheden dan aan de
bekwaamheid van de boeren toegeschreven moest worden.
In die tijd was de opbrengst van per hectare in Schagen aanzienlijk hoger dan
in Barsingerhorn. De opbrengst van bonen en erwten was zelfs drie keer zo
hoog. Het verschil werd niet veroorzaakt door een grotere deskundigheid van
de Schager akkerbouwers, maar doordat de oogsten in de pas drooggelegde
Waardpolder door het hoge zoutgehalte van de grond in eerste instantie nogal
tegenvielen. Tussen 1851 en 1887 vervijfvoudigde de gemiddelde opbrengst
van alle producten in Barsingerhorn, waardoor deze op ongeveer hetzelfde
peil kwam als in Schagen. Waarschijnlijk werd deze toename niet alleen
veroorzaakt door de afname van het zoutgehalte, maar ook door modernisatie
en mechanisatie van de akkerbouw.
De gebrekkige Noordhollandse ploeg werd eerst vervangen door de Zeeuwse
ploeg en later door de Amerikaanse arendsploeg, die in de gemeente Winkel
en in de Groetpolder werd geproduceerd. Andere nieuwe landbouwwerktuigen
waren verschillende soorten ploegen, eggen, zaaitrommels, maai-, zaai- en
(hekel)dorswerktuigen, dorsrollen, extirpators (wiedmachines), stroschudders,
Engelse en Amerikaanse wanmolens met zeven, wortelsnijders, hakselsnijders
en graanbrekers. In de Waardpolder werd inheemse Zeeuwse tarwe verbouwd,
maar daarnaast werd ook geëxperimenteerd met een groot aantal uit Engeland
geïmporteerde nieuwe rassen, zoals Chiddamtarwe, Victoriatarwe,
Whittingtontarwe, Roughchafftarwe, Prolifictarwe, Chellengertarwe en
Essextarwe, teneinde de productie te vergroten.6
De arbeidsbesparende tiemkar.
De met hooi gevulde kar reed
naar de meest geschikte plaats
voor de opper en werd daar op
simpele wijze gelost. Arbeiders
hoefden niet meer met het hooi
te sjouwen en een grote af
stand heen en weer te lopen om
een opper te maken.
Advertentie in de Landbouw
Courant, 1880.