21
Het gebeurde regelmatig dat hooiers flauw vielen of een zonnesteek kregen,
als gevolg van de hevige lichaamsinspanning die het Werk van hen eiste,
gecombineerd met een gebrek aan rust.2
Als er gemaaid en gehooid moest worden hadden de boeren gedurende korte
tijd zeer veel arbeidskrachten nodig. Tijdens deze seizoenpieken waren er niet
genoeg lokale arbeiders.
Na het hooien was er altijd
feest: kermis!
Hooitijd, zweeltijd,
De boeren raken d'r geld kwijt
Het lessie versjouw,
dat halen we nou.
Voor deuze keer.
van 't jaar niet meer.
Die wumpeldie stumpel
Kermis, kermis overall
Uit: De Speelwagen, 1947
Vf. Oortvij'X.
De boeren maakten dan gebruik van de diensten van langstrekkende
'hannekemaaiers', die veelal uit Duitsland afkomstig waren en als het werk
was gedaan weer naar huis terug gingen. Aan het jaarlijkse bezoek van de
trekarbeiders herinnert nog de naam van de Poepskade, tussen de
Westermoerbeek en de Hogebierenweg in Barsingerhorn.
Omstreeks 1870 nam de trekarbeid snel af, want het industrialiserende
Roergebied bood de Duitse trekarbeiders het gehele jaar door verschillende
soorten werk. Hierdoor ontstonden er in Schagen vrij plotseling grote
tekorten aan arbeidskrachten tijdens de seizoenpieken. De enige oplossing
voor dit probleem was mechanisatie en modernisering van de land
bouwbedrijven.3 Dit leidde er echter toe dat er buiten de seizoenpieken 110;
minder landarbeiders nodig waren dan voorheen. Aangezien er vrijwel geen
andere mogelijkheden waren om werk te vinden, namen de werkloosheid en
de armoede toe.
Vanaf 1880 werden de gevolgen de agrarische crisis in Schagen merkbaar.
De boeren kregen bijna geen geld meer voor hun producten. De
voedselprijzen waren laag. Dit was gunstig voor stedelijke loontrekkers, maar
nadelig voor dagloners op het platteland. Er was bijna geen werk meer te
vinden en de lonen daalden. De werkloosheid steeg verder. Een toenemend
aantal gezinnen moest een beroep doen op de armenzorg.4
Veel landarbeiders waren gedurende de agrarische crisis als gevolg van de
grote armoede en het voortdurende gebrek aan werk genoodzaakt Schagen te
verlaten om elders hun heil te zoeken. Zij verhuisden naar grotere gemeenten,
waar zij in de daar opkomende industrie meer kans op werk hadden.
De bevolking nam tussen 1879 en 1899 met ongeveer 400 personen af. Er
ontstond toen een tekort aan werkkrachten, zodat de boeren hogere lonen
moesten uitbetalen.