12
De volgende dag werd het kerkelijk huwelijk ingezegend door pastoor
Antonius Wiggering, in het katholieke kerkje aan het begin van de
Molenstraat.
De bruid was van goede komaf want toen zij haar voorgenomen huwelijk liet
inschrijven moest zij f 15,- impost(belasting) op het trouwen2 betalen; het
op een na hoogste tarief. Haar ouders Jacob Janse Verbeek en Marijtje Arents
Smit bezaten tenminste één pand aan de Marktplaats, mogelijk op de plaats
waar nu een bank gevestigd is op de hoek van de Markt met de lage zijde
van de Gedempte gracht. IJsbrand was ook niet geheel onbemiddeld want al
voor 1795 was hij eigenaar van een pand aan de Bierkade,3 een pandje aan
de Loet en drie panden aan de Markt waaronder de herberg de Rode Leeuw,
waar hij waard was en ging wonen met zijn gezin.
Neeltje, zoals Cornelia genoemd werd kreeg zeker zes kinderen waarvan er
vier jong overleden zoals zo vaak gebeurde in die tijd. De vijf eerste
kinderen waren jongens, maar in 1802 werd een dochter geboren. Bij de doop
op 9 januari kreeg het meisje de namen Agatha Maria, de voornamen van
haar beide grootmoeders. Helaas was het kind niet erg sterk en al op 14
januari moest IJsbrand de droeve gang maken naar het gemeentehuis om haar
overlijden aan te geven. Iets meer dan twee maanden later ging hij dezelfde
droeve gang om te vertellen dat zijn echtgenote overleden was.
Financieel stond hij toen al niet meer zo sterk. Bij het overlijden van zijn
zoontje Jacobus in 1790 moest hij nog f 6,- impost(belasting) op het
begraven betalen, in 1802 werd hij aangeslagen voor f3,- zoals de meeste
Schagenaars die het net iets beter hadden dan de armen die pro memorie
aangeslagen werden en dus niets betaalden.
Het tweede huwelijk
In 1803, anderhalfjaar na het overlijden van Neeltje hertrouwde IJsbrand met
de 27 jaar oude in Alkmaar gedoopte Elisabeth Rijkers vermoedelijke dochter
van Jan Reijersz. Brouwer en Wijntje Jans Melker uit Egmond aan Zee. Zij
kregen twee kinderen waarvan de jongste binnen zes weken na de geboorte
overleed.
In 1810 verloor IJsbrand zijn tweede vrouw. Op 29 januari van dat jaar doet
Jan Walig aangifte van: '"t Lijk van Elisabeth Rijker, huisvrouw van IJsbrand
Buijen, oud 35 jaar alhier overleden nalatende een zoontje".
Financieel ging het IJsbrand ook al niet voor de wind. In 1804 verkocht hij
het pandje aan de Loet aan Jacobus van Veen en in 1805 zijn pand aan de
Bierkade aan Jan Overtoom, nadat hij vermoedelijk al twee panden aan de
Markt kwijt was. Alleen de Rode Leeuw was nog in zijn bezit.
Maartje Pinxter
Na het overlijden van zijn tweede echtgenote kreeg IJsbrand een relatie met
de in 1782 geboren naaister Maartje Pinxter. Zij kreeg in 1812 een dochter
die bij de inmiddels( 1811) ingestelde Burgerlijke Stand ingeschreven werd
als Aeghtje Pinxter; dus onder moeders naam. De aangifte werd gedaan door
vroedvrouw Neeltje Visser. De pastoor schreef het kind in in het doopregister
onder de naam Aeghtje, met daarbij de vermelding illegitima(onwettig). Hij
wist wie de vader was en vermeldde dus ook diens naam. Maartjes tweede
kind, een jongen, werd geboren op 4 februari 1812 en aangegeven door de
vader; hij kreeg diens voor- en achternaam.
Omstreeks deze tijd liep het drankprobleem van IJsbrand uit de hand en zag
burgemeester Walig zich genoodzaakt de eerder vermelde brief te schrijven.