Cttk I
HULSHOF C°.\
10
Melkveehouderij
Het aantal koeien en vaarzen op de melkveebedrijven wisselde jaarlijks sterk.
De omvang van de melkveestapel vertoonde geen duidelijke lijn. Sommige
jaren waren er wel 150 dieren meer (of minder) dan het daaropvolgende jaar.
Tussen 1851 en 1858 daalde het aantal melkkoeien van 1350 tot slechts 907
stuks. Toch was de toestand van de landbouw die jaren gunstig. De prijzen
van boter en kaas waren zeer hoog. De melkveestapel werd na 1858 uitge
breid tot 1390 stuks, maar na 1865 weer ingekrompen. In grote delen van het
land heerste toen de veepest. Vooral in Zuid-Holland en Utrecht leidde dit tot
grote verliezen: 30% van de runderen stierf en 9% moest worden geslacht.2
De Schager veeboeren gingen toen massaal over op het houden van schapen,
want er was een zeer grote vraag maar wol.
In 1868 waren ze door de langdurige droogte gedwongen de gehele veestapel
in te krimpen. Het aantal melkkoeien en vaarzen daalde tot nog maar 967
stuks. De schade werd echter snel hersteld en het volgende jaar waren er al
weer 1 144. Dat kwam goed uit, want hoewel het gras- en hooigewas sterk te
lijden had van het koude voorjaar, werden vooral in het najaar van 1870 hoge
prijzen bedongen voor het rundvee, dat door de veredeling of kruising met
vreemde rassen gezond en van zeer goede kwaliteit was. Een jaar later
waren resultaten van de landbouw als gevolg van de strenge winter en het
natte voorjaar juist zeer slecht. De voortdurende afwisseling van goede en
slechte tijden bleef zijn tol eisen. Het langdurige koude en natte weer was
nadelig voor de graslanden. Het vee moest veel langer dan gewoonlijk op stal
blijven en toen de dieren eindelijk naar buiten konden moest nagenoeg al het
hooiland als weiland worden gebruikt. De hooiopbrengst was daardoor
ongunstig en kon bij verre na niet in de behoefte voorzien. Een deel van het
vee moest worden geslacht of verkocht, want er was te weinig voer voor de
winter.
Vctsn. Y. yxxarc. c^Jl,
rr\
izmn,
xAeX.
^rnUUX.
trcrcrt-
loCeZ JJt
Ax>e cLdX .Joo it&rrCt
de
ctoo-x.
"ton, iXi irCHgctxV ^1/4,
t-t M. f tfHi, A Atu-pjtt fvüd
'p- jdu. UxiA
UKuAltJH- t
-rruLC.1.
VERKRIJGBAAR BIJ
ARNHEM, APELDOORN. EDE. WINTERSWIJK
Advertentie voor veevoer van
de firma Hulshof Co in
Arnhem (1920)
Na 1870 schommelde de omvang van de melkveestapel tussen 1000 en 1 150
stuks. Een dieptepunt was 1881, met slechts 850 koeien en vaarzen. Enkele
jaren later werd de Schager melkveestapel uitgebreid tot 1262 stuks. Veel
Nederlandse boeren breidden toen hun veestapel uit, want tijdens de agrari
sche depressie waren de veevoerprijzen laag. De boeren kwamen hierdoor in
een neerwaartse spiraal, want de uitbreiding van de veestapel leidde tot een
groter aanbod van vlees en zuivelproducten, waardoor de prijs van deze
produkten steeds verder daalde. De boeren gingen een aantal moeilijke jaren
tegemoet.