genomen en er werd druk gepraat onder het roken van een pijp. Zelfs
onder de diensten was het vaak rommelig men bleef praten en roken.
Dit ging op den duur velen te ver dus werd er om de orde in en buiten de
kerk te handhaven in 1624 een plaatselijke verordening opgesteld welke
luidde:
"Schout een Schepenen der stede Schagen hebben gekeurd:
1. Dat niemand zal mogen werpen, smijten of stoten, noch tollen in der
kerke, noch onder de predikatie ook niet rooken, noch eenig geroep
maken, omtrent der kerke, op de kerkhove noch op de plaats(Markt), op
de boete van twee stuiver.
2. Zal ook niemand mogen snijden aan eenige bank der kerk, op de boete
van drie gulden.
3. Nog aan den stoel van de H.Ed. Heer van Schagen, op de boete van 5
gulden.
4. Zal ook niemand zijn water mogen maken in de portaale van de kerk,
nog zijn gevoeg doen op de kerkhove, anders als de jonge kinderen die
zullen worden toegelaten op 't kerkhof, als iemand onder de predikatie
daarmede uitgaat, op de boete van tien stuiver.
5. Zal niemand mogen werpen of schieten met eenige dingen op de of aan
de kerke, op de boete van twaalf stuiver.
6. Insgelijks zal ook niemand in 't maaken der graven de fondamenten van
de kerke of van de pilaren mogen afhouwen of ondergraven op de boete
van vijf en tM'intig gulden.
Ende ten einde deze ordonnantie van mijne Edele Heeren beter worden
onderhouden, zoowel bij de gravenmakers, hondeslagers en koster, die bij
deze specialijk geautoriseert worden, zoowel bij den Schout of de bode
mogen bekeurd en verdacht worden en dadelijk executeren met het
afnemen van den hoed of het opperste kleed. Aldus gepubliceerd den 16
Maart 1624, ter ordonnantie van Schout en Schepenen bij mijn Secretaris
was aldus geteekend. J.S. Adriaanzoon en J. Pieters."
Gemeentetoren
Tijdens de Bataafse Republiek werden kerk en toren juridisch gescheiden.
In 1798 kwam er een regeling, luidende:
"De torens, aan de kerkgebouwen gehegt, benevens de klokken met
derzelver huisingen, worden verklaard eigendommen te zijn en te blijven
van de burgerlijke gemeente, staande te allen tijde onder derzelver
behelzing en onderhoud".
Het kerkbestuur werd verlost van het dure onderhoud van de toren waar
voortaan het gemeentebestuur verantwoordelijk voor was.
Vernielingen
In 1799 werd een grote groep Engelse militairen in Schagen ondergebracht
bij particulieren, op het slot en in de kerk. De aanwezigheid van de ruwe
soldaten bleef niet zonder gevolgen; uit verveling en baldadigheid werd er
door hen veel vernield.
Over de schade in de kerk schreef orgeltrapper Hendrik Bosman het
volgende:
"Bij gelegenheid van de invasie der Engelschen in Noord-Holland in den
jare 1799, lag deze Grote Kerk vol met Engelsche krijgslieden, bij welke
gelegentheit de deur van 't orgel door hen met geweld werd opengebroken;
hiervan verwittigt, wierd de voortgang gestuit en de deur wel bezorgt met
order aan de wacht van hierop wat toe te zien; maar om aan haar
plunderzieken aard te voldoen liet men wel is waar de deur ongemoeit,
maar klom men met de doodbaren die in de kerk hingen van buiten op 't
7