Sterftecijfers
Ziekte en gezondheid
Een verklaring voor de hoge geboortencijfers van Schagen is misschien de
sex-ratio van de huwbare bevolking en de toenemende welvaart. Schagen
kende tot 1866 een mannenoverschot en week daarmee af van het landelijke
beeld. De bestaansmogelijkheden waren goed. Voor de meeste huwbare
vrouwen bestonden er geen economische redenen om de huwelijkssluiting
lang uit te stellen of om ongetrouwd te blijven en er waren meer clan genoeg
huwbare mannen. Waarschijnlijk trouwden vrijwel alle huwbare vrouwen en
kregen ze allemaal kinderen, waardoor het geboorteniveau zo hoog bleef.
In 1867 veranderde de sex-ratio in Schagen en waren er ongeveer even
veel ongehuwde mannen als ongehuwde vrouwen. Doordat het vrouwen
overschot daarna toenam verslechterden de huwelijkskansen van de vrou
wen. Het geboortencijfer daalde tussen 1866 en 1870 sterk en daarna bleef
het dalen, maar langzamer. Toen de de economische omstandigheden rond
1880 verslechterden, nam de werkgelegenheid af en de armoede toe. Veel ar
beiders, waarschijnlijk in de huwbare leeftijd, vestigden zich elders. Er
ontstond een vertrekoveischot. Deze factoren beïnvloedden de huwelijksfre
quentie en het geboortencijfer, dat sterk daalde.
De daling van het geboortencijfer werd eveneens veroorzaakt doordat
steeds meer echtparen er in slaagden de omvang van hun gezin te beperken
door allerlei methoden van anti-conceptie toe te passen. Bovendien gingen
vrouwen in toenemende mate over op het geven van borstvoeding in plaats
van de gebruikelijke kunstvoeding. Door de toename van de lactatieperiode
namen de vruchtbaarheid en het aantal geboorten af. [Van Tijn, p. 281] Het
geboortencijfer zakte in 1879 voor het eerst onder de 36%). Daarna daalde
het snel, zelfs nog sneller dan het provinciale geboortencijfer. Rond de eeuw
wisseling was het geboortencijfer in Schagen al 9% lager dan het provinciale
geboortencijfer van ongeveer 30%). [Van der Woude, p. 39] De daling zette
daarna nog verder door, maar het provinciale geboortencijfer daalde sneller,
waardoor er tussen omstreeks 1930 nog maar weinig verschil was: het ge
boortencijfer van Schagen bedroeg toen gemiddeld 18,8%> en het provinciale
geboortencijfer gemiddeld 20%).
I let sterftecijfer van Schagen kwam in grote lijnen overeen met de vijf
jaarlijkse gemiddelden van Noord-Holland, die geleidelijk daalden van ruim
30%) in de periode 1856-1860 tot nog geen 13%) in de periode 1906-1910.
[Van der Woude, p. 30] Het aantal sterfgevallen nam in jaren met besmet
telijke ziekten aanzienlijk toe, zoals in 1866, toen in een groot deel van het
land een cholera-epidemie heerste. Het sterftecijfer in Amsterdam steeg toen
tot meer dan 30%). De epidemie lijkt aan Schagen voorbij te zijn gegaan. Het
sterftecijfer was zelfs 5,5%) lager dan in het voorgaande en het volgende jaar,
hetgeen opmerkelijk is, aangezien de gevreesde ziekte in de naburige ge
meente Bar-singerhom wel veel slachtoffers veroorzaakte. Het sterftecijfer
steeg daar zelfs tot ruim 32%). Na 1910 bleef het provinciale sterftecijfer da
len. In de periode 1926-1930 bedroeg het gemiddeld 9,5%>. In Schagen bleef
het gemiddelde sterftecijfer tot 1926 stabiel, maar in de krisisjaren nam het
toe: in 1927 bedroeg het zelfs weer meer dan 16%). Hierna begon het
sterftecijfer echter weer te dalen.
Na 1866 verdween de cholera vrijwel geheel uit Nederland. Toch was het ge
vaar nog niet helemaal geweken. Toen de gevreesde ziekte in 1895 in Scha
gen dreigde uit te breken werd streng toezicht gehouden op de reinheid van
goten, riolen, sekreten, urinoirs en openbare gebouwen. De gemeente nam
uitgebreide voorzorgsmaatregelen, overeenkomstig de aanbevelingen van de
regering. Ontsmettingsmiddelen werden in ruime mate aangeschaft en de in
ventaris van de ziekenbarak werd geheel gecompleteerd. Bovendien stelde
de gemeente een gemeentelijke reinigingsdienst in, ter vervanging van het
stelsel van verpachting van deze werkzaamheden. Deze dienst bleek uitste-