25
M'n vader was reiziger in manufacturen, met vele klanten onder de boeren,
speciaal in de Wieringermeerpolder. Een van hen was bereid m'n Vader wat
aardappelen te verkopen, als we in staat waren om ze zelf op te halen.
Op de avond van de 15e april 1945 gingen m'n broer Jan en ik naar onze
plaatselijke schilder Jaap Meereboer om zijn kleine handwagen te lenen,
zodat we de volgende morgen vroeg op stap konden gaan. Het weer zag er
veelbelovend uit. Uiteraard waren er geen weerberichten want er was geen
stroom en er waren geen radio's.
De volgende morgen, de 16e april 1945 vertrokken we van Roosstraat 2
Schagen om vijf uur, met de handwagen en zes grote postzakken. Onze
bestemming was boer L. Hazenberg, Praamweg 6 te Middenmeer, een
afstand van ongeveer 20 kilometer. M'n broer Jan was toen 14 jaar en zelf
was ik 17. We waren geen sterke jongens, ondervoed door de oorlog, en niet
gewend om lange afstanden te lopen. Het was echter prachtig weer, en tame
lijk warm voor de tijd van het jaar. Om onderweg iets te eten te hebben,
hadden we enkele tarwekoeken van moeder meegekregen, we noemden ze
"platters". Ze waren gemaakt van tarwe dat gemalen was in de oude
koffiemolen, dan met wat water tot deeg gemaakt en gebakken op het deksel
van ons potkacheltje.
Vanaf Schagen gingen we eerst noordwaarts, dan naar het oosten, langs het
kanaal naar Kolhorn. Spoedig bereikten we de dijk, de grens van de
Wieringermeerpolder. De wijd open polder lag voor ons, vlak als een
pannekoek, met in de verte hier en daar de boerderijen met hun rode daken
in het prachtige groene landschap, dat zich koesterde in de zon op deze
schitterende voorjaarsdag.
Elk half uur rustten we vijf minuten, en tot zover ging alles goed.Door de
vlakke wegen hadden we geen moeite met de handwagen die grote houten
wielen had bedekt met ijzeren banden. Het ging bijna vanzelf, en we
schoten al lekker op.
Maar spoedig begon de situatie te veranderen. Eerst één dan twee, maar later
meer en meer paardewagens passeerden ons van de tegenovergestelde
richting, allemaal volgeladen met zakken tarwe en ander graan, en ook vele
wagens met complete inboedels. Allemaal hadden ze grote witte lakens aan
een stok als een vlag, omdat er verschillende Spitfires waren verschenen in
de lucht boven ons, die begonnen te schieten op elk Duits motorvoertuig dat
ze maar zagen. Verscheidene Duitse vrachtauto's gingen ons voorbij, en ook
nog een paar Duitse convooien.
Eerst wisten we niet wat er allemaal aan de hand was, maar toen we een
koetsier daarover vroegen, vertelde hij ons dat iedereen die dag de polder
moest verlaten, omdat de Duitsers de dijken gingen opblazen om de hele
polder onder water te zetten. De Duitsers waren bang dat de Geallieerden de
polder zouden gebruiken voor een invasie. Deze wetenschap was echter niet
in staat om ons te stoppen, we waren reeds voorbij het halfweg punt en we
waren beslist niet van plan om zonder aardappelen terug te keren. Om
ongeveer half elf bereikten we de boerderij van de familie Hazenberg. Ze
waren zeer druk bezig met het opladen van hun bezittingen op allerlei
wagens, zodat we ons zelf moesten behelpen. We mochten zoveel aardap
pelen nemen als we konden vervoeren. Dus we begonnen op staande voet
onze zakken te vullen. Maar wat waren ze zwaar! Het was voor ons
onmogelijk om ze op de handwagen te tillen, dus vulden we de zakken op
de handwagen. Tenslotte hadden we alle zes zakken vol, en waren we
tamelijk uitgeput, Nu op weg naar huis.