De weg was bezaaid met takken, stukken spoorwagon, pan
nen, glas en 25 cm granaten; alles was als een veertje
omhoog geblazen. De daken waren zonder pannen, de ven
sters zonder ruiten, gevels scheurden of waren inge
stort, enkele panden stonden in brand.
Op de spoorlijn de brandende verwoeste trein, seinpalen
hingen er slap overheen, spoorrails stonden recht om
hoog, verwrongen carcassen van wagons lagen kriskras
door elkander. Uit deze grenzelooze verwoesting steeg af
en toe nog een knal op.
Wij waagden ons langs de trein en stelden na enige moei
te de spuit op en maakten een begin met het blusschings-
werk. Het goede voorbeeld werd gevolgd door de Schager
brandweer en wij slaagden er in het vuur te stuiten. Het
was hier, dat onze brandmeester Pander onder een topge
vel kwam, juist nadat hij zijn spuitgasten had opge
zocht. Dadelijk werd Pander bevrijd en op een bed gelegd
dat uit een brandend huis was gehaald. Het was van de
wal in de sloot, want op een gegeven moment begon het
bed ook te branden.
Pander is per ziekenauto naar Alkmaar gebracht en is nu
(juli 1945) weer geheel hersteld.
Nadat de panden gebluscht waren, pakten wij in om zoo
spoedig mogelijk te vertrekken.
Plotseling was er weer brandgeroep, en zie daar staat
een oude bioscoop, die ingericht was met noodwoningen -
U kent dat: schotjes van bordpapier - in lichter laaie.
Wij weer snel uitpakken en aan de slag: ook dit werd
gebluscht
Wij hebben daarna een excursie gemaakt langs de verwoes
tingen, en veel interessante feiten gezien en gehoord.
Op het emplacement liepen Duitschers heel voorzichtig te
zoeken naar ontstekingsbuisjes uit de granaten. Toen wij
dit zagen keerden velen van ons hun zakken, want zij
hadden die aardige buisjes als souvenier in hun zakken.
Wij waren het er allen over eens, het was voor ons als
brandweer een pracht dag geweest.
De heer Keesman voegt uit zijn herinnering nog het
volgende toe:
Levendig herinner ik mij nog, dat commandant Kuipers van
de Schager Vrijwillige Brandweer ons bij de Witte Paal
stond op te wachten en ons sterk ontraadde om verder te
gaan. Ik vroeg mijn mannen wie vrijwillig mee wilde
gaan, en allen gingen mee, want zij waren immers gekomen
om te helpen.
Als oud Schager wist ik direct waar het bluswater
gepompt kon worden, namelijk uit de Spoorsloot in het
talud bij de Hoep, even voorbij het seinhuis, waar ook
onze spuiten aardig beschermd zouden staan.
De eerste huizen aan het begin van de Stationsweg, nabij
caf Visser, stonden in de brand en deze pakten wij dan
ook onmiddellijk aan.
Over het ongeval dat brandmeester Pander overkwam heeft
de heer Keesman nog de volgende aanvullingen:
De achtergevel stond al wankel en daarom gaf ik Pander
de opdracht om zijn spuitgasten verder van het huis af
te laten staan. Dat dit ook voor Pander gold vond ik
vanzelfsprekend. Het was voor hem echter al te laat, en
6