maar tot contrarie, midden door gaande en niet te slap of te laf aan de
eene kant en aan de andere niet te streng sijnde in rijpe en bedaarde
afweging neemen tot hoeverre de gemelde omstandigheden hem in
goede gemoede permitteren en bewegen om des delinquants straffe te
ligten "t geen hij dan in so verre ook doen moet, terwijl hij in dubio
altoos de sagste partij kiezen moet in conformito van het geen dien
aangaande met uijtgedrukte woorden in 't beschreven regt voorkomt."
De twee inwoners van Schagen, te weten Jan de Groot en J.G.luijken,
houden hier een dringend pleidooi voor een rechtspraak waarin plaats
is voor verzachtende omstandigheden.
Daarmee passen zij wonderwel in de tijd waarin zij leven.In de tweede
helft van de 18e eeuw vindt er langzaanaan een verschuiving plaats in
de geldende opvattingen over recht en gerechtigheid.
In de middeleeuwen is rechtspraak voor alles genoegdoening ten
opzichte van het slachtoffer.De vierschaar legt bij voorkeur lijfstraffen
op die in het bijzijn van veel publiek tot lering en vermaak worden
toegediend.
Pas tegen het einde van de 18e eeuw vat de opvatting post dat elke
criminele zaak op zichzelf staat, dat elke misdadiger zijn eigen
omstandigheden en zijn eigen persoonlijke achtergrond heeftdat
zijn zaak daardoor uniek is endat hij wellicht te verbeteren is.
Rasphuis en spinhuis doen dan hun intrede, eerst in de grote steden
maar daarna ook in de kleinere steden.
De brief van de beide Schagenaars is gedateerd 25 mei 1782.
Ruim een maand later, op 28 juni van datzelfde jaar wordt vonnis
gewezen: De Italiaan zal inderdaad geradbraakt worden,maar de
secretaris wordt uitdrukkelijk verzocht de scherprechter te
waarschuwen dat hij de delinquent eerst zo moet verwurgen dat hij van
het radbraken niets zal voelen,
Hendrik Christoffel Ferdinand zal deze executie moeten aanschouwen
met de strop om de hals en vastgemaakt aan de galg,waarna hij
streng gegeesseit en met het dubbelt swaart gebrandmerkt (zal) worden
en voorts geconfineert (zal) worden in het tugthuijs voor 6 jaar en dan
ten eewige dagen gebannen uijt de provincie van Hollant en
Westfneslant.
De briefschrijvers konden tevreden zijn.
Bronnen:
Crimineele Eijsch en Straf van twee Misdadigers, 1782
Oud-rechterlijke en Weeskamer-archieven Schagen,
Bijlagen tot de Officiersrol 1712 -1788
RANH, inv. 184, nr. 5884
Strafrecht en criminaliteit in de 18e eeuw
Thema-nummer van het tijdschrift Holland, regionaal-historisch tijdschrift
8e jrg., nr. 3 (juni 1976)