7 ^tTlPTTa*— Fig. 12. Schagen, huis De Schager Roos. Go tische baikversiering uit het midden der 16de eeuw. tegen de linker muur lag. Bij het bodemonderzoek bleek tevens, dat het achterdeel van het huis gebouwd was op een dijk van klei, die afhelde naar een gracht, welke zich bevonden moet hebben in de huidige straat voor het huis. Het volbouwen van het perceel aan de voorkant moet reeds lang voor 1612 hebben plaats ge vonden, omdat zoals wij zagen er een ouder voorhuis heeft gestaan. De resultaten van het onderzoek Het blijkt mogelijk, de gedaante van dit huis omstreeks het midden van de 16de eeuw in grote trekken vast te stellen. Er was een vermoedelijk vijf vakken diep voorhuis, dat uit een enkele ruimte zal hebben bestaan en geen verdieping be zat. In het vierde vak kan het haardvuur zijn geweest, als ronde haard in het midden van het huis of tegen de zijmuur. Achter dit voorhuis kwam het achterhuis, dat uit het midden der 16de eeuw dateerde, en misschien aan een ouder pand was toegevoegd. Dit achterhuis was twee vakken diep en toonde een tamelijk ver gaande ontwikkeling van de stenen muren; deze krijgen er namelijk reeds een dragende functie en de houtbouw verschrompelt. In dit hoge achterhuis was een insteekverdieping aangebracht, zodat er twee kamers boven elkaar kwamen. De boven kamer was te bereiken door de spiltrap aan de achterkant. Blijkens de fraaie sleutelstukken aan het gebint en aan de tussenbalken moet dit bo vendeel een belangrijk (slaap?)vertrek zijn ge weest. Aangezien de sleutelstukken aan de rech terzijde veel mooier versierd waren dan links, vermoeden wij dat links bedsteden stonden. In het iets hogere benedenvertrek was wellicht de keuken van het huis. Waarschijnlijk heeft men zich er in 1612 toe beperkt, het voorste deel van het huis te vernieu wen en daarbij de nog vrij nieuwe achtervertrek ken gespaard. Dit vernieuwde en wellicht ver brede voorstuk werd voorzien van een verdie ping, waardoor een royaler huis ontstond. Hoe wel dit pand vrij breed was, moet aan de rech terzijde nog een ruimte vrij geweest zijn, aange zien men van deze kant in de kelder kon komen en ook de achtervertrekken op de begane grond een venster aan de zijkanten bezaten. Het voorste stuk uit 1612 bezat een volledig houtskelet; het was vijf vakken diep; in de vel den tussen de gebinten lagen tussenbalken, die de brede vloerdelen ondersteunden en in de muur waren opgelegd. Het derde vak was bre der dan de andere en door een middenjuk in twee helften verdeeld. Op de plaats van het tus- senjuk bevond zich de scheiding tussen voorhuis en binnenkamer; vlak achter de scheidingswand lag de trap. In de hoofdconstructie van het pand was veel grenehout verwerkt. De gebinten, bal ken en vloeren, zowel op de begane grond als op de verdieping, waren ongeverfd. Op de begane grond was het voorhuis, waar onder zich een overwelfde kelder bevond. Dit voorhuis had gepleisterde muren, de vloer was bedekt met tegels van Ölandsteen van 47 cm in het vierkant. Hierachter bevond zich een binnen kamer, die aan de eindwand een stookplaats be zeten heeft. De vloer had een diagonaalsgewijs gelegd dambordpatroon van rode en groene ge glazuurde plavuizen van 19.5 x 19.5 cm. Rond de haard waren Naamse tegels van 28 x 28 cm. Ook dit vertrek bezat gepleisterde murenhet kreeg zijn licht door twee vensters aan de rech terkant. Naast deze achterkamer bevond zich een gang naar het achterhuis. Blijkens de lange sleutel stukken aan deze zijde, die tot in de binnenka mer doorliepen, was deze gang van oorsprong af aanwezig. De oudste vloer bestond hier uit rode plavuizen. Een oude 17de eeuwse deur gaf van de gang uit toegang tot een smalle trap naar de kelder, welke kelder ook aan de rechterzijde van buiten toegankelijk was. De trap naar boven was voor het gedeelte tussen begane grond en verdie ping vernieuwd. Waarschijnlijk was er in het voorhuis naast de gang een korte rechte steek- trap geweest, die op zekere hoogte overging in een spiltrap. Op de verdieping waren twee vertrekken. Blij kens de bewaard gebleven fragmenten van de oorspronkelijke omtimmering kwam de trap uit in de voorkamer. Deze voorkamer was aan alle zijden voorzien van een zeer eenvoudige betim mering van verticale eiken planken, die aange bracht waren op bij de bouw ingemetselde latten in de muur. Aan de rechterzijde bevond zich een stookplaats, waarvan de grondplaat was aange bracht op een uitgekraagd gewelf je boven het

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1994 | | pagina 21