16
ft
het eene onbeduidende uitgave van 1700 gld. geldt,
nog op eene subsidie van eenige honderden guldens ge
steld is.
Op 25 augustus 1898 schreef de Minister van
Binnenlandse Zaken aan de Commissaris van de
Koningin het volgende:
Het is mij gebleken, dat op 2 Aug. j.1. is aanbe
steed: het afbreken en weder opbouwen van den gevel
van het Raadhuis te Schagen, waarvan door den burge
meester dier gemeente, in strijd met de bestaande, U
bekende Circulaires, geen bericht aan mijn Departement
is gezonden. Uit het hierbij in afschrift gaande rapport
van den architect A. Mulder opzichter-tekenaar voor
Monumenten bij mijn Departement, blijkt, dat, terwijl
vóór een paar jaren op des burgemeesters verzoek, van
wege het Departement van Binnenlandsche Zaken, het
Raadhuis werd opgemeten, en aan den burgemeester
kosteloos een restauratie-ontwerp werd bezorgd, waarbij
de oorspronkelijke toestand nauwkeurig werd hersteld,
men thans een project gaat volgen, dat historisch geheel
onjuist is, en verschillende fouten tegen den stijl ver
toont, zooals blijkt uit bijgaande calques.
De uitvoering van het thans aangenomen ontwerp
ware ten zeerste te betreuren, omdat zoodoende al
weder een gevel zoude verdwijnen, welke voor de ge
schiedenis onzer nationale architectuur merkwaardig
mocht heeten.
In verband met het bovenstaande heb ik de eer
U.H.E.G. uit te noodigen te trachten alsnog het ge
meentebestuur van Schagen te bewegen, het ontwerp te
volgen, van wege het Dept. van Binnenlandsche Zaken
opgemaakt. Des noods ware er in te berusten, dat het
beeld der „Justitie" met bel, en daarboven geplaatst
wapen, benevens het stoephek behouden blijven, doch
er bestaat geen reden, om het oude fries van 1612 te
vernietigen, en de vorm van vensters en deur te ver
anderen."
Uit het antwoord van de commissaris van de
Koningin, dat reeds een week later kwam, bleek
dat de toestand in Schagen moeilijk was. De bur
gemeester was van goede wil. De commissaris
had de mogelijkheid van subsidie niet geheel en
al uitgesloten geacht. Nochtans was het de bur
gemeester niet mogelijk gebleken om de raad van
zijn genomen besluit te doen afwijken. Het plan
„De Vlaming", zoals het Schaagse plan werd ge
noemd, bleef gehandhaafd; het werd alleen op
een paar punten gewijzigd. Uit het plan van het
Departement werden enkele onderdelen overge
nomen. De gerechtigheid werd in de nieuwe ge
vel teruggebracht, evenals het fries boven de
voordeur, waarin de jaartalstenen zaten. Ook de
deur en de pinakel op de topgevel wrerden uit het
plan van Mulder overgenomen. Op deze wijze
ontstond het misbaksel, dat zestig jaar lang het
raadhuis van Schagen „sierde".
Wat er in die zestig jaar ook gewijzigd mag
zijn, niet de mentaliteit van het gemeentebestuur
van Schagen, dat in 1958 een volledige herhaling
van de oude geschiedenis te zien gaf. Weer werd
het Rijk gealarmeerd door het aanbesteden van
het slopen .van dit op de monumentenlijst voor
komende raadhuis. Weer had men zich geen re
kenschap gegeven van de historische waarde van
het gebouw of mogelijkheden tot behoud onder
zocht. Het plan voor een nieuw stadhuis daar ter
plaatse was reeds volledig gereed. Doordat de
voorgevel van het raadhuis sinds 1898 zo bijzon
der lelijk was, bleek een sloopvergunning moei
lijk te weigeren.
De geschiedenis kan vreemd lopen. Als Victor
de Stuers enkele honderden guldens beschikbaar
had kunnen stellen en de voorgevel gerestaureerd
was geworden, misschien op een manier die niet
geheel de onze is, dan zou dit gebouw dat overi
gens nog in goede conditie was ook nu wel ont
zien zijn geworden. Welk een interessant monu
ment daarmee behouden zou zijn gebleven zullen
wij zien als wij het binnenwerk van dit huis
nader beschouwen. Ook hier kan men de uitvoe
rige beschrijving van het bouwkundig onderzoek
desgewenst overslaan om zich tot de resultaten
van het onderzoek, de reconstructie van de ver
schillende fasen van het gebouw, te bepalen.
Het bouwkundig onderzoek
Het merkwaardigste van het huis was het achterste
stuk, dat uit beganegrond en verdieping bestond. Dit
deel bezat geen volledige houtconstructie, de meeste
balken waren in de muur opgelegd. In het midden
stond een gebint, waarvan de bewaard gebleven linker-
stijl over beganegrond en verdieping doorliep. De hui
dige balklaag boven de benedenruimte was niet oud
maar pengaten in de stijl toonden aan, dat hier in het
gebint vroeger een tussenbalk was geweest. De linker
stijl en het bovendeel van het gebint waren nog vol
ledig intact, het sleutelstuk aan de rechterzijde op de
verdieping was zeer rijk versierd en aan de onderzijde
voorzien van een gesneden roos, het sleutelstuk aan de
linkerkant was veel eenvoudiger. Ook bij de balken op
de verdieping kwamen fraaie sleutelstukken alleen aan
de rechterzijde voor, zodat de mogelijkheid bestaat, dat
links aan de kant van de trap een gang was afgeschoten
of bedsteden stonden. Tegen de achtergevel bevond zich
nog een deel van een spiltrap, die liep van de ver
dieping naar de zolder. De ingehakte merken op de
treden droegen de nummers 16 tot 27, zij wezen uit
dat dit onderdeel tegen het midden van de 16de eeuw
tot stand moet zijn gekomen en dat dit trapje oor
spronkelijk van de beganegrond tot aan de zolder door-
A
t-