zen. Zij streefde onder meer naar het invoeren van een betere
methode van kaasbereiding en naar veredeling van de veestapel.
In 1877 richtte zij een landbouwschool op. Deze mogt niet dien
bijval ondervinden, welke zij, in eene gemeente als deze met regt
meende te kunnen verwachten, stelde de gemeente teleurgesteld
vast. De school werd dan ook in 1878 opgeheven. Ook in de na
burige gemeente Barsingerhorn was er nog te weinig belangstel
ling voor de aldaar opgerichte landbouwschool.
De tijd was hier kennelijk nog niet rijp voor. De meeste boeren
vonden nog steeds dat hun zonen geen theoretische lessen nodig
hadden om een goede boer te worden. Zij konden het vak beter
in de praktijk leren. De behoefte aan gedegen landbouwonder
wijs nam pas later sterk toe.
In 1871 werd in Schagen ook De Vereeniging tot Ontwikkeling
van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier opgericht. Deze
vereniging stelde zich tot doel bevorderlijk te zijn voor den bloei
en den vooruitgang van den landbouw. De leden van de vereni
ging waren liberale vrijzinnig hervormde kapitaalkrachtige here-
boeren met een grote belangstelling voor technische vooruitgang
en een wetenschappelijke benadering van de landbouw. Zij be
kleedden bestuurlijke funkties in gemeenten, waterschappen,
Provinciale Staten en de Eerste Kamer. De aktiviteiten van de
vereniging hadden een grote invloed op de landbouw in Noord-
Holland. De vereniging besteedde onder meer veel aandacht aan
het landbouwonderwijs.
Na het uitbreken van de agrarische crisis in 1878 bleek dat Ne
derland een grote achterstand had op landbouwgebied. De Rijks
overheid benoemde in 1886 een Landbouwcommissie, die als op
dracht kreeg de toestand van de Nederlandse landbouw en de
oorzaken van de stagnatie te onderzoeken. Deze commissie advi
seerde onder meer om de achterstand op het gebied van het
landbouwonderwijs weg te werken door winterscholen op te
richten en wintercursussen te stimuleren. Binnen enkele jaren
werden er verspreid over Nederland tien Rijkslandbouwwinter-
scholen opgericht.
Het doel van de scholen was aankomende landbouwers in de ge
legenheid te stellen op weinig kostbare wijze de nodige theoreti
sche kennis van het landbouwbedrijf te verkrijgen, waarbij reke
ning zal worden gehouden met de behoeften van de provincie. Het
omvangrijke vakkenpakket varieerde dan ook van school tot
school. Het omvatte in ieder geval de algemene vakken Neder
landse en Engelse taal, rekenkunde, wiskunde, plant- en dier
kunde, natuur- en scheikunde en daarnaast een aantal meer
specifiek agrarische vakken, zoals kennis der grondsoorten,
grondbewerking en grondverbetering, bemestingsleer, land-
13