7
Het onderzoek
Cornelis Cornelisz. Schipper
is op 14 mei 1653 over leden en
in de kerk van Haringhuizen
begraven onder een nog heden
aanwezige grafsteen.
De heer van Schagen, verantwoordelijk voor de rust in de
plaatsen behorende onder zijn heerlijkheid, wordt ver
zocht om samen met het bestuur van de classis Alkmaar
tot een, voor alle partijen, bevredigende oplossing te
komen
Uit Alkmaar komt er een deputatie van de classis naar
Schagen. De gedeputeerden zijn: Adrianus Snellius,
Martinus Bruno en Petrus Bants.
Op 11 november 1632 worden de partijen gehoord. Aanwezig
zijn: de beklaagde Johannes Albertusz. Curtius, zijn
vader Albertus Jansz. Curtius predikant te Berkhout en
Scharwoude, Cornelis Cornelisz. Schipper uit Barsinger-
horn, Pieter Cornelisz. Heringhuizen en Adriaen
Ariaensz., oom en zwagers van Maritje Cornelis, alsmede
de eerder genoemde ouderlingen en diakenen uit Haring
huizen
ar middel
kleren.
Vlaams'
i 12
van 6
De marskramer met zijn
poepekast'
Uit de stukken blijkt, dat het huwelijk van Johannes
Curtius en zijn vrouw Maritje Cornelis de laatste paar
jaren niet erg gelukkig is.
Volgens zijn zeggen is zijn vrouw "mal op hare hersens"
hetgeen zich uit in buien van swaermoedi ghei j t en
melancholie"
Haar familie, bij monde van haar oom Cornelis Schipper
uit Barsingerhornbeweert daar nooit iets van gemerkt
te hebben. Toen zij vanuit zijn woning trouwde, was zij
een gezonde jonge vrouw. Haar zwager "heeft haer acht
dagen binnen haer deur gehadt en heeft 't niet aen haer
ge si en"
Veel van de beschuldigingen aan het adres van Johannes
zijn van het soort "ze zeggen" of "het is aan het hele
dorp bekend dat....".
Hij zou zijn vrouw regelmatig slaan en uitmaken voor
"Jan Verkemens dochter" aantijgingen die op geen enkele
manier te bewijzen zijn. De meesten zullen wel hun oor
sprong hebben gehad bij Brecht Cornelis de schoonzuster
van Johannes, die hem op alle mogelijke manieren pro
beerde zwart te maken. Zij beweerde ondermeer dat Johan
nes haar had getracht om te kopen om zijn zijde te kie
zen tegen haar zuster. Zijn antwoord op deze beschuldi
ging was, dat hij haar verzocht had om de waarheid over
de ziekte van haar zuster bekend te maken.
Zij was zeer goed op de hoogte van de werkelijke situ
atie omdat zij regelmatig bij hen aan huis kwam.
Zij vond, ook dat Johannes zijn vrouw veel te weinig
huishoudgeld gaf zodat zij nooit iets behoorlijks kon
kopen. Als sij een stuijver hadde moestse daer van
reeckeninge doen In het dorp werd van Maritje gezegd
dat sij nauwelickx muijlen aen haer voeten hadde".
Hij zou de marskramer, die regelmatig aan de deur kwam,
verboden hebben haar goederen te leveren zonder contante
betaling. De reden voor deze bevoogding waren de grote
schulden die zij maakte. Hij zei: t'eerste jaer de
gagie haer gegeven te hebben", maar dat zij altijd
tekort kwam.