20 De bewoners van het gesticht gebruikten de maaltijden gezamenlijk. Begin 1893 werd echter besloten om door een kleine interne verbouwing de wezen en de oude inwoners van het gesticht volledig van elkaar af te zonderen, zodat vanaf toen niet meer gezamenlijk werd gegeten.'1 Het Weezenarmbestuur en het bestuur van het Algemeen Burgerlijk Armbestuur gaven gezamenlijk voorschriften met betrekking tot het te verstrekken voedsel. De hoeveelheden dienden zo veel mogelijk in overeenstemming te zijn met de bestaande behoeften en met wat in ge middelde burgergezinnen gebruikelijk was. Een deel van het voedsel voor de bewoners werd verbouwd in de bij het gesticht aanwezige tuin. De weesvader moest deze tuin zo produktief mogelijk aanwenden, dat wil zeggen dat hij vooral vruchten en groen ten moest telen, die voor het gebruik in het gesticht het meest doelmatig waren/' Ongeveer 50% van het geld dat het gesticht te besteden had werd uitgege ven aan voedsel voor de bewoners. Deze uitgaven fluktueerden sterk, maar dit zegt weinig over de hoeveelheid voedsel die ervoor werd ge kocht. Ze weerspiegelen de hevige prijsschommelingen van de voed selprijzen, die afhankelijk waren van de oogstresultaten. In 1851 werd een zeer laag bedrag besteed aan voedsel. Omgerekend over het aantal bewoners kreeg iedereen voor minder dan 50 aan voedsel verstrekt. Dit bedrag was in 1871 toegenomen tot ƒ118, maar in 1876 was het gedaald tot 83 en tien jaar later bedroeg het ƒ103, terwijl in 1886 nog maar ƒ79 per persoon werd besteed aan voedsel. In 1891 bezuinigde het Armbestuur op de uitgaven betreffende het ge sticht door het verstrekken van melkpap te laten vervallen. Het Arm bestuur vond dat het voedsel dat aan de inwoners van het gesticht werd verstrekt ook zonder de gebruikelijke melkpap ruimschoots voldoende kon worden geacht. Deze beslissing stuitte op verzet van de kant van de weesmeesters, aangezien zij vonden dat melkpap voor de weeskinde ren een belangrijke levensbehoefte was. Zij gaven dan ook te kennen dat de oude gewoonte om van oktober tot april twee keer per week 's avonds melkspijs te geven weer in ere moest worden hersteld. De kin deren kregen daarna in de wintermaanden dus weer gewoon een a an derhalf en de ouderen hoogstens twee borden melkspijs, waaraan dan nog één boterham, bijvoorbeeld een snee tarwebrood, kon worden toege voegd. Behalve de warme middagmaaltijd kregen de bewoners: in den regel des morgens ieder twee boterhammen en koftij, om streeks 10 uur weer een boterham met kottij, 's middags 3 uur koftij, 's middags om 5 uur id. met een boterham en 's avonds bv. 7 a 8 uur id. met twee boterhammen. Het Armbestuur vond echter dat hierop toch nog wel iets bezuinigd kon worden. Het verstrekken van een boterham om 10 uur deed toch echt wel aan overdaad denken en de hoeveelheid koffie die werd verstrekt was voor enige vermindering vatbaar, wijl in verscheidene burgergezin nen, zo meende het Armbestuur, waar ten 12 ure het middagmaal wordt gebruikt, het zoogenaamde 'koppie' achterwege wordt gelaten. Ook de bo terham met koffie om 5 uur werd uitgesteld tot het zoogenaamde avond- schaft rond 7 a 8 uur. Op die tijd werd voortaan koffie geschonken en aan degenen die daaraan behoefte hadden werden drie in plaats van twee boterhammen verstrekt. Als broodbeleg werd aan witte kaas de voorkeur gegeven boven Friese kaas, mits de witte kaas niet meer dan een derde duurder zou zijn dan de Friese kaas. De warme maaltijd werd 's middags genuttigd. De weesvader en de weesmoeder aten hetzelfde voedsel als de verpleegden, maar zij kregen wel meer vlees. Iedere inwoner van het gesticht kreeg anderhalf ons vlees en anderhalf ons spek per week, terwijl de weesvader en de weesmoeder samen recht hadden op een halve kilo spek en een halve

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1993 | | pagina 22