22 DE NEDERLANDERS Ook ruim 3000 katholieke jongemannen in Nederland rea geerden en traden toe tot het pauselijke zouavenleger Deze groep bewandelde de formele weg die tot inlijving leidde, maar aangenomen mag worden dat nog een duizendtal Nederlandse jongemannen zich op eigen houtje naar Italië begaven om zich daar in te laten schrijven. Deze groep is in de dokumenten niet terug te vinden. In mankracht stond Nederland aan de top van alle deelne mende landen. Misschien is dit te verklaren, enerzijds omdat de aanhankelijkheid aan de paus groot was bij de Nederlandse katholieken en anderzijds omdat onze dege lijke Hollandse calvinistische inslag, voorschreef het geloof niet lichtzinnig te benaderen. De verdediging van dat geloof was een zaak van leven en dood. Opvallend is overigens dat Noord-Holland ongeveer 20% van het gehele Nederlandse contingent leverde. Dit had niet te maken met het feit dat deze provincie de meeste katholieken had, want procentueel spande uiteraard Lim burg en Brabant de kroon; maar misschien is het terug te voeren tot de toch wel avontuurlijke en onderzoekende aard van de Noordhollanders, in combinatie met economi sche en sociale redenen. Het blijkt dat de winter voor velen een favoriete perio de geweest is om zich als Zouaaf te laten inschrijven. Het werk op het land en ook de visserij lag dan vrijwel stil De belangrijkste Nederlandse organisator was ongetwij feld pater De Kruif. Deze was als kapelaan verbonden aan de Amsterdamse parochie 'De Star'. Buiten het organisa torische werk had hij ook de zorg voor de financiën op zich genomen. Hoewel ten aanzien van de steun voor de Zouaven, de offervaardigheid niet bijster groot was bij de Nederlandse katholieken, zag De Kruijf toch kans om elke vrijwilliger als Zouaaf geplaatst te krijgen. Er waren 4 inschrijvingsburos in Nederland, namelijk in Oudenbosch, Amsterdam, Tilburg en Maastricht. De Noordhollandse vrijwilligers waren aangewezen op Amsterdam. Na aanmelding reisde men de volgende dag af naar Oudenbosch, waar de registratie plaatsvond. Op het station van Oudenbosch stond broeder Bernardus klaar om de vrijwilligers op te vangen. De broeder checkte hen, en wanneer bleek dat alles klopte, commandeerde hij: "Goade gij maar depr" waarna de jongemannen zich naar het instituut St. Louis begaven, waar ter kennismaking een borrreltje werd gedronken. Ondertussen werden de bescheiden van de mannen gecontroleerd. Deze bestonden uit 1. een getuigschrift van de plaatselijk pastoor; 2. een gezondheidsverklaring van de dokter; 3. een burgelijke acte met persoonsgegevens; 4. een verklaring van vrijstelling van militaire dienst; 5. voor minderjarigen een ouderlijke toestemming. Verdere vereisten waren dat men tussen 17 en 40 jaar was en een minimum lengte van 1,57 m had. De de maximum duur van het dienstverband was 2 jaar.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1993 | | pagina 24