13
historici. Een nadeel is dat amateur-historici hun materiaal vaak in
een te vroeg stadium interpreteren.
Allerlei door amateurs verzamelde gegevens met betrekking tot de be
volking, beroepsindeling, religie, welstand, materiële kuituur, poli
tiek en plaatselijke instellingen kunnen van groot belang zijn voor
professionele historici. Er moet bijvoorbeeld nog veel werk verzet wor
den om te achterhalen welke personen de plaatselijke instellingen be
stuurden, welke inkomsten armenzorginstellingen hadden, hoe zij
hun geld belegden, hoe zij de armen precies bedeelden, etc. Er is ook
nog veel te weinig bekend over verzet en opstanden op het platteland en
over de modernisering van de samenleving: wanneer en waar kwa
men nieuwe beroepen op, hoe groot was het analfabetisme, wie waren
analfabeet, welke veranderingen traden er in op?
De profesionele historici kunnen op hun beurt de amateur-historici hel
pen en begeleiden op het gebied van de methodiek, de verwerking op
computers en de publikatie van het materiaal.
Het doel van dit alles is dat de professionele historici en de amateur
historici van eikaars werk profiteren. Zij hebben elkaar veel te bieden.
Henk Schoorl hield de volgende en eveneens zeer boeiende lezing: Be
oefening van lokale geschiedenis door amateur-historici. Hij vertelde dat
zijn vader hem rond 1950 vroeg allerlei gegevens over zijn grootvader
uit te zoeken. Daar liet hij het echter niet bij. Hij werkte ook transport-
registers en notariële aktes systematisch door. Zijn belangstelling was
gewekt voor hoe mensen leefden, voor dijken, waterpeilen en alles met
betrekking tot de kust. Toen hij in 1963 zijn eerste artikel publiceerde
kreeg hij de smaak echt goed te pakken. In 1973 publiceerde hij bOO jaar
water en land. De strijd tegen het water werd langzamerhand zijn groot
ste thema, waar hij nog steeds met veel enthousiasme aan werkt.
Het werk van Henk Schoorl wordt ook door professionele historici bui
tengewoon gewaardeerd. Op 8 januari 1990 verleende de Universiteit
van Amsterdam hem zelfs een eredoktoraat voor zijn onderzoek naar
de vorming van het Noordhollandse landschap. Door systematisch te
werken kunnen amateur-historici het ver brengen!
De laatste spreker was Harry Gras, provinciaal historikus van Drente.
Deze merkte terecht op dat de heer Noordam het weer vrijwel uitslui
tend had over het nut van tellen en turven door amateur-historici ten bate
van het werk van professionele historici en slechts heel weinig aan
dacht besteedde aan het nut van professionele historici voor amateur
historici. Amateur-historici kunnen echter óók volwaardige studies
doen, vooral over dorpsgeschiedenis, en zijn tot meer in staat dan tel
len en turven. Henk Schoorl is hiervan een goed voorbeeld.
Hierna ging hij uitgebreid in op de geschiedbeoefening in Drente. Hij
organiseert onder meer kursussen over dorpsgeschiedenis. Hierbij
dienen de kadastrale stukken uit 1832 als uitgangspunt, van waaruit
de lijn naar nu of naar de tijd vóór 1832 kan worden doorgetrokken.
Zijn taak is het bevorderen van de deskundigheid van de Drentse ama
teur-historici. Dit lukt aardig. Een aantal Drentse gemeenten, waar
onder ook kleine plaatsen, geeft zelfs een eigen lokale historische
reeks uit. Hij vindt het echter niet nodig om het niveau van alle ama
teur-historici op te krikken tot een wetenschappelijk niveau. Slechts
weinigen willen of bereiken dat. De belangstelling voor en het plezier
in aktieve en passieve geschiedbeoefening is voor amateur-historici
het belangrijkst.
Na de goed verzorgde lunch bezochten wij de workshop over boedelin
ventarissen, die werd geleid door Hester Dibbit en Evelien Doelman
van het P.J. Meertens-instituut van de KNAW. Zij werken aan een
boedelbank, waarin reeds honderden boedels zijn opgenomen. Gege
vens over boedelinventarissen zijn te vinden in het notarieel archief