8 gelijk dat het falen van deze vorm van werkverschaffing het gevolg van een slechte bedrijfsvoering was. Dit was immers ook de oorzaak van de verliezen die de spinbaan leed. Desondanks waren andere middelen tot werkverschaffing niet nodig. Een en ander was aanmerkelijk verbeterd. Sinds de armverzorgers en het gemeentebestuur nauwkeurig de hand hielden aan het weren van de bedelarij, waren de behoeftigen meer geneigd tot het verrichten van werk. Vanaf 1860 verslechterde de relatie tussen de armenzorginstellingen en het gemeentebestuur. Overeenkomstig de armenwet van 1854 waren de kerkelijke armenzorginstellingen verantwoordelijk voor de bede ling van alle lidmaten die in Schagen waren geboren, ook al waren zij naar een andere gemeente verhuisd. De hervormde en de roomskatho- lieke diakonieën weigerden om nog langer al deze armlastigen on derstand te verlenen. De hervormde diakonie verklaarde dat zij voortaan alleen de in Schagen wonende hervormde armen zou bedelen, terwijl het roomskatholieke armbestuur zich niet alleen beperkte tot in Schagen woonachtige huiszittende armen en lidmaten van de roomskatholieke kerk, maar ook behoeftigen die een door de pastoor minder gewaardeerd zedelijk of godsdienstig gedrag vertoonden van de bedeling uitsloot. Katholieke hoofden van huisge zinnen die met een hervormde vrouw waren getrouwd werden door dit armbestuur sowieso al zeer karig of in het geheel niet bedeeld. Het gevolg was dat de gemeente voor veel grotere uitgaven voor de ar menzorg kwam te staan. Van jaar tot jaar vermeerderden de kosten die door de gemeente werden betaald aan elders wonende armen en ar men die door de kerkelijke armbesturen werden geweigerd. Terwijl er in 1858 nog maar 444,84 werd betaald, was dit bedrag in 1863 al op gelopen tot 1409,97. De gemeente kon hier weinig aan doen -ze kon de behoeftigen immers niet van honger om laten komen- en hoopte daar om dat de armenwet snel zou worden herzien. Het gemeentebestuur vond met name dat in de nieuwe wet diende te worden bepaald dat voor taan alleen bedeling moest worden verstrekt aan armen die in de ge meente woonden, en niet langer aan alle armen die in de gemeente waren geboren. De armenwet werd pas in 1870 in deze zin veranderd. In 1864 werd de spoorlijn tussen Den Helder en Alkmaar aangelegd. Dit karwei verschafte veel werk aan een groot aantal mensen en er was dan ook minder armoede dan vroeger. De beide spinbanen werden gesloten wegens gebrek aan deelneming. Nog maar 10% van de bevol king hoefde een beroep te doen op de armenzorg. Het gereformeerde weeshuis, dat in bouwvallige staat verkeerde, werd in de loop van 1865 door een geheel nieuw vervangen. In 1866 en 1867 nam de armoede weer toe, hetgeen hoofdzakelijk werd veroorzaakt doordat de boeren en de ambachtslieden minder werk had den. Ook de duurte der belangrijkste levensmidddelen, zoals vlees, spek, boter en brood, de lage daglonen van de arbeiders en de hogere huishuur dan vroeger speelden een grote rol. Steeds meer mensen klopten aan bij de armbesturen. Door de toename van de werkgelegenheid in de opnieuw opgerichte vlasinrichting van de hervormde gemeente nam de armoede na deze twee slechte jaren af. De toestand der behoeftige klasse was in vergelij king met vele andere gemeenten gunstig te noemen als gevolg van de ruimere bedeling door de verschillende armbesturen. Bovendien was de gezondheidstoestand in het algemeen goed. Na 1874 vonden vele be-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1992 | | pagina 10