11 Van der Kaay konstateert somber dat hij al begin 1888 in Alkmaar en Zuid Schar- woude heeft voorspeld dat er, als de liberalen in de minderheid zouden komen, van de vurig gewenste belastinghervormingen zeer weinig zou komen. Alleen in de onder wijskwestie zou men kunnen rekenen op een verandering, doch daarover zou men zich niet hebben te verheugen. "Leed de liberale partij de nederlaag, dan stond het vast, dat er twee partijen aan het roer zouden komen, die, ofschoon onderling op zeer verschillend standpunt staande, zich bij deze gelegenheid zouden vereenigen en het is te voorzien, dat die twee partijen nog wel een hele poos in harmonie met elkander zullen voortgaan. Daar er in elke partij evenwel een rechter en een linkerzijde is, kan men wel begrijpen, dat er weinig tot stand zal komen, want dan moet er oneindig veel overlegd worden. Waar nu twee partijen van dezelfde kracht zijn, die in de hoofdpunten zoozeer van elkaar verschillen, wat kan er dan nu voor Nederland ver wacht en gehoopt worden? Bitter weinig en dan nog niet veel goeds!' Van der Kaay spreekt er zijn verbazing over uit dat er vóór de verkiezing door de nu verbonden partijen veel werd gepraat 'over liberaal wanbestuur en dat we stonden voor een staatsbankroet,' terwijl het nieuwe ministerie in haar eerste rede op 1 mei 1888 verklaarde dat 'de financieele toestand van het Rijk niet ongunstig kan genoemd wor den.' Inmiddels waren er eind september van regeringszijde alleen nog maar beloften gedaan inzake de belastinghervormingen en bij de behandeling van de staatsbegroting bleek dat er voorlopig niets van de minister viel te verwachten. Van der Kaay is daar niet verbaasd over, 'met het oog hierop, dat het Ministerie steunt op de 2 partijen. Toen in enkele bladen dier partijen geklaagd werd, dat er door het tegenwoordig Mi nisterie niet genoeg gedaan werd, erkende een dier hoofdbladen: dat komt omdat wij tweeën het niet eens zijn en we moeten toch in vreede met elkander leven. - Alleen die dingen, waarover we het eens zijn, brengen we tot stand en verder vereenigen wij ons vooral, om de liberale partij tegen te werken.' [Schager Courant (verder geciteerd als SC), 17 januari 1889] Op 17 februari houdt Van der Kaay in Schagen een voordracht voor de Bond voor Li berale Kiesvereenigingen in het hoofdkiesdistrict Alkmaar over Verduisterde uitzich ten. Het is niet aangenaam daarover te spreken, want "het onderwerp is niet opwek kend, vooral niet, wanneer men geen bevredigend antwoord kan geven op de vraag: wanneer zal de gezichteinder weer opklaren? en daarom menigeen aan de mogelijkheid zal moeten denken dat hij zelf dien blijden dag wel eens niet zou kunnen zien aanbre ken. Thans is in veler oogen de liberale partij de algemene zondebok, die, met alle ongerechtigheden des volks bela&n, in de woestijn moet worden gejaagd.' Van der Kaay weerlegt het verwijt, dat de liberale partij alleen oog heeft voor de be langen der gegoeden door er op te wijzen, dat er dan misschien wel niet genoeg ge daan is, maar 'dat al wat er nog gedaan is voor den armen man, juist door de liberale partij is geschied.' Van der Kaay wil graag van zijn tegenstanders horen 'wat dan ei genlijk tot stand gebracht had moeten worden, en wat zoo schandelijk verzuimd is.' Hieraan voegt hij toe: 'De aanval op de openbare school was zoo sterk, dat men bijna voor niets anders aandacht en belangstelling had, en de liberale partij er ongelukkig toe gebracht werd bijna uitsluitend defensief te ageeren. De tegenpartij, die juist dien grooten remtoestel aanbracht, heeft alle recht op verwijt aan de liberale partij ver beurd. Getuige wat de regeering nu wil: zoo goed als niets.' De nederlaag van de liberale partij is vooral te wijten aan de groei van de antirevolu tionaire partij, die op staatkundig gebied 'de eeuwige beginselen van Gods woord be lijdt'. Dit is een bedrieglijke leuze, want 'omtrent de politieke geschillen zegt Gods woord ons niets.' De antirevolutionairen hebben met deze leuze in een aantal dis tricten kiezers weten te winnen. Dit is een grote ramp, 'die onzen politieken toestand althans voor eenige jaren heeft bedorven.' De katholieke partij en de antirevolutionai re partij zijn geen politieke partijen en daarom op politiek gebied tot onmacht ge doemd: 'De meerderheid bestaat dus uit een verbond van twee partijen, die elk voor zich zelve geen politieke partij zijn. En dat is juist de grootste ramp voor het Vader land. Niet, dat de liberale partij niet aan het roer is, maar dat door partijvorming op onbruikbare grondslagen een gezonde partijvorming, de aaneensluiting van gelijkge zinden op politiek terrein belet wordt.'

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1991 | | pagina 13