SPOORWEG-i BILIGE\CEDIE\ST 5 C. de Heer griffier bij het kantongerecht (1851-1865). iDMCOen den Helder. Alkmaar, Haarlem, 's Gravcnliase en Rotterdam. Van den Helder ecr»<cn trein vertrek kende amreertn èc Pajuriendadelijk doorrei- zmoemet de aan het Sutioo rerred «uinuc «II- li^cnee naa: HAARLEM, reed! ten 1 \>rt in s Graten nage en ten 1,50 bid. te Rouercam. Voor Pamyiera t«d Aotieraam ten 3.25 mm. en Tan 't Grateatiagf ten 4.12 bic. namiddap rer- rekkendeiui: te Haarlem de diligence ge reed naar ALKMAAR, waardoor die paaaagien noc ▼roerudi? aaneomeu, oo tnet den Spoortrein naar ces "Kelner te kannen rertrtkken. p aankomst ran eisen Spoortrein ul te Alkmaar eene Vigilante aanwezig xiio toor de Passagiers mar ne: Hote. dt ThUiI. toomede voor andere Pumcins. bij wijte wan Omnlkaidlenat. De vertrekuren der Diligence rijn Tan ALKMAAR, 1 Van HAARLEM, 'a morren»cirea S.4Smin.l'a »orgena Ö.AA min. 'a namidt. 4USO aeonda rirci nrt. Kantoren rijJt bij De Cmimneri JOH», va* Dl* HAAG EN, te Alkmaar. Tree. T. Z. QUINTLRNE, te haariem. De reizigers moesten de eerste tijd met de diligence van Alkmaar naar Haarlem 's Gravenhage en Rotterdam. Was de aanleg van Staatsspoorwegen al een harde noot om te kraken geweest, de bepaling van het tracé door Noordholland had ook nogal wat voe ten in de aarde. Ter discussie stond de vraag, of een westelijk tracé langs de duinstreek zou worden gekozen of een tracé dat oostelijk van het Noordhollands kanaal lag. Uit het oogpunt van een goederenspoorweg en re kening houdend met de aanlegkosten verdiende het westelijk tracé de voorkeur. Er waren aan die zijde geen belangrijke waterwegen te ovei bruggen, terwijl ook zee- of poldeidijken niet werden doorsneden. Met deze nadelen zou bij de keuze van het oost elijke tracé rekening gehouden moeten worden, maar uit het oogpunt van reizigersvervoer was de ligging langs de dorpen zeer aantrekkelijk. Een commissie uit het comité van aanleg, be staande uit de heren C. de Heer uit Schagen, A. Koomen uit Winkel en C. Vroom uit Noord— Schai woude werd belast met het uitbrengen van een advies over het te volgen tracé. Gezien de ar gumenten besliste de minister van Binnelandse Zaken, Mr. S. Baron van Heemstra, waaronder de spoorwegen ressorteerden, in 1861 dat de spoor weg het oostelijke tracé zou volgen. Met de mo gelijke keuze van het oostelijke tracé had Schagen al vroegtijdig rekening gehouden. Schagen lag betrekkelijk geisoleerd ten op zichte van de andere steden, midden in een argrarisch gebied. Enerzijds heeft het gebrek aan goede verbindingen er toe geleid dat Schagen zich als streekcentrum is gaan ontwik kelen. Anderzijds was de afvoer van de streek— produkten en van het op de Schager markt ver handelde vee een moeizame zaak. Schagen heeft dan ook jarenlang geijverd voor een kanaal door het Geestmerambachtals verbindingsweg naar het Noorhollands kanaal. Toen echter de spoorweg zo dichtbij kwam, kon het niet anders of Schagen moest zich een plaatsje aan de lijn verschaffen. Hoewel het aanvankelijk niet in de bedoeling van de con cessionarissen lag, is de spoorweg dankzij per soonlijke inspanning van burgemeester Henry Robert de Meêr langs Schagen gelegd. Dit tot groot ongenoegen van Alkmaar, dat in Schagen onmiddelijk een concurrent zag als marktplaats. Door het indienen van amandementen wist Alkmaar het besluit van Van Heemstra nog tot 3 Sep tember 1862 uit te stellen. Inmiddels was een begin gemaakt met de aanleg van de lijn. Op 9 maart 1863 vond in Den Helder het leggen van de eerste steen voor het station plaats en op 24 augustus daaropvolgend werd in Schagen de eerste steen gelegd. Enige dagen later werd het Alkmaarse station aanbesteed.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1990 | | pagina 7